zijn hunne kleuren veel\frishcher, ^fsdioón n o g 'g è d ü it'n ttó lliu n ^ ^M ^ ^ P l^ r
het rood aan den kop steedê^ftaar het b ru i]S 'tt^ t/-ii
" P e 'G rijz e -K a rd in a a l-^ ^ ^ e n bijzonder /om.> en \i anfei kl
of ï^indere Jj^Öerbëd. zijner'kleuren'is alleen^ aan den'leellijijijföe,t^MSjv‘crSp,
✓ Deze vogel bouwf^Jzijn méstj in _ digtbebladerÉ f u i k e n , V. w./.mh|k u.duj
den grond,, he£ is tamelijk groot,* en uit laiigé^ jdrutigc grasstc ngi I ■ i \ i ndi_d,
:^ .^ b u i t e n ie-het",2ee^sloidi» ^ van binnen.daaient< g en ,/b u t net jlg’ewerk'L; het
. wdrdt ^namelijk^niet droog giah/,;4^I^en?dj2|ciiadeii van het^ jjjdnLam digfwepts^i
der palmen bekleed. Yan bumen is het nest gelijkmatig hul| cfi zoo ^ d f g e ^ ' ken,'*
alsoi hek-doQr den^ indruk 'v«in.,eem..kpgel zijn vórm^^^^8erkregen*,
Het wyfje 'tegt vier a.zesSijeren, zoo g'föbt .als <dle van dui Sp leeuw., wat
den vorm en de kleur v a n sh e t^ ^ te t^ l^ , kan mén, het’ niét beter \ergëlykqi^,ïdan
een groot Musscbén-eij’-de^kleur^namelijk is lubt gii|sdclitig'*g[,o'reu ol, vuil,
groenachtig wit, over^jle. geheèle ^chaal \an langweipigc, oiijlkleuuge vlel^veji
voorzien,^‘die aan-het stompe,-ëmÖé^aets gi ooleillt>n^fJgebdt^ /yu^ /uodd^'lietjei
||§ j aan dit gedeelte donkerder uitzièl.f,
De Gryze .-Kardina'ai voedt ,zich, met '■zltdenV- 'saimme rvrutd^tui^ ^ ^ fiim; De
jongen worden met de vruchten van verse lullende planten, \ > id 1 '/i n _ wi id
ooit krijgen zij veel insecten, inzonderheid rupsen en apinnen,,maar.^>^ldey zaden,
althans niet dan eemgen tijd'nadat zij '^<|öi;5hët egrkt zijn rntgeviagen;^'.
Het mannetje heeft éeyzeer krachtigen, eerugzms^atele.ndeir zang, lnj /ingt
op de wijze der Kanariévegeis, jna&sr het? geluid .is ^é^l zwaardti en minder helder,
^nder het; zingen iaat -bij, nu en dan,-éenig.e tuuiten. hooiui,/i<j^j, naai; bet'
scherpe, ratelende geluidVdeï Musschén zweemen. Hij.zingt A,é.‘irS3iMijk, lang
Tödr en na den broeitijd. '«Onder herzmgeh moaakt hij, ajl|rifep bartstogtelijke bewegingen,
wipt met dén staart, maakt eene trillende beweging, met dev.vletugéls en
rigt de kuil omhoog-; al zingende buigt hij zich rondom het broeijendé^vkytje,
springt onophoudelijk van 3en eènmt tak op den anderen, en is-een zóó onver-
moeiden zanger, dat hij gedurende bet.warme, 'gedeelte van den dag (wanheer-de
mefeste andere vogels-zwijgen) nog lustig Ëlïjit'zitten dbórkwelem Gedureride, die
rust zit hij half sluimerend op een tak, meestal in de nabijheid 'van het nest, en
yfispehJjij tusschenpoozeü nog eenige zacht kwelende toonen.
Het gewoon geroep van -dezen vogel komt-veel overeen' mét dat vair den
Bystvogel, en onder, het roepen wipt hij gedurig mét dén staart, Wannéér, men
jcirli ijPde^MLijfl^»'MmeWnesl bevindt, verbeeldt men zich, van één vogel twee
^allalimMpi^i^rijCTViilQftnsfflyVeenefhen: evenwel is het met één, maar zijn het
welVd6geli:jl{^t^O(^.’-vp^)3^<b?jidmplijk 6^’, mannetje en het wijfje; het eerstgenoemde
rocpftTnamelijk f'fi/’b,.^ijK^p^hek^wijk|e „fwf1 antwoordt, en dit volgt zoo schielijk
lUi.'-yckó^ger^lclVirip *'Jk.ièi f "dat het‘ap den toehoorder den indruk maakt,
fiKaWéforu \ a m j ^ i c l 1
^HTnWgi \an^m-fiiap /iimlielv/mMeNendim* tu oplettende vogels. Indien in eene
^ r raob^^ e l v t ' l é /n li\b ij elkaêr-bévinde'n, zijn zij gewoonlijk zeer levendig;
meestal })aiI‘n^]^ jy ^ 'li£C' ^ .-.'tellen,, zich met oenSveinig hooi tevreden, om eene
<nu^t.iiuidJlS'()obt,',ti' bouwen 5 In Zuid-Europa, waar men deze
dan hier govaiigi'nv'hap aanlreft, behoort een paar broeijeffdo
zi’ddziuandieden, en in Zuid-Amerika b^oeijen
7Üti‘ inndiffikranig d '^ITi h. I I yi I M km ui \ I
Mfm «voedl «Sm e t hennepzaad., gemalen ofiüjugestooten maïs, een weinig in
’w^V” enè'.sTulu V ’|lY%Tckt 'lirocjd, pitten van appelen en peren en des zSmers een
p a a i'fS ^E g t opitji-mui1 bUif-rhi uten zijn zij | | t| gÏ , waarom het raadzaam is, nu
én'.dan' wat \jqrm i n p f kooi te..'werpen öf tusschen de traliën te steken.
4rPrbe/icii, Stut men lnjhot'rjiajaai' e^clenEwinter!aan den meidoorn vindt, zijn
dimi-djjj^uidei^clköin^
~ ,De Grijze 'Kar^mipï' isg^arhé in gezelschap met voorwerpen zijner soort; zet
unèn ‘hemXiy^de volière bij andere vcïgrits-, dan begint hij reeds 'spoedig vriendje
haps'?,- /f lis liefdesbetrekkingen met heifi'aan te knoopen; gewoonlijk heeft hij
dan Wot’dig een vertröuwelmg .gèvohdén, naast wien hij ’siiachts gaat zitten slapen.
Oók'^Suffif^hlItrpkt niét meeijëlijk in zijne keus; want tot zijn kooimakker kiest
-hij dikwijls vogelsoorten, die zeer met hem verschillen;,zoo b. v. zag ik eenseen
’Grijzen .-Kardinaaldie' eene Lachduif tot zijne vertrouweling gekozen had en
steeds’"ifr hare nabijheid té'vinejen was, en ook, omgekeerd, een wijfje van den
- Robdèn Kardinaal, dat in .de beste-verstandhouding leefde met het mannetje van
de Grijze soort.' -
In* dë kooi hebben de drie verschillende kardinalen deze overeenkomst dat
zij verzot zijn op -een bad, gaarne in den zonneschijn en in het zand Hggen,-en
bijzonder-.zMdelijk op hunne veêren zijn ,
Bij sommige voorwerpen, die lang gekooid zijn geweest, neemt het rood
aan den kop langzamerhand eene geelbruine kleur. aan.