S / . V / f f / / *!
DE ZWAAN.
CYGNUS OLOR.
' Onder fèn naam ,'Zwaan^\eFfëap wij geWoonlijk de Tamme soort, die namelijk,
w^ÏÏcespm brize'xijA'er^^ordt aangetroffen, terwijl de andere soorten door
peKchillend^ondei-■Hjjeidendp namen, zoo^.aSs^'WilM^Zwaan, Zwarte Zwaan en
^vSflneizwaanA^q^.c'n' aarigeduid.
‘ Zwanen woidui id alle1 ‘werelddeelen.aangetroffen; zij hebberi eene witte or
wit erf. zwarte* ideur.lmjbtaan1, dis'’ >ier aa$,zot^jpl. als ter wille van hun dons en
.vdmmi,s-'zem'’noóg onder 'Het ‘‘gevogelte: aangeschreven. ’£)e Zwaan*is dan ook overal
bekend ^n^heiibeiüd. Zij is'het* léyfendè schip1 onzer watérên,® trots onzer vijvérs.
De K!%eMjkd \ vormen’ van'Tiaaf ligcha’am, -^ret^dênf HévaUigëh, buigzamen hals en
zilverwitte Vederen,:‘*al9i$8*dp( baar klagend,,,zadlit" geluld* hebben' tot allerlei fantas-
-tiScÉe denkbeèlden enV'zniriëirèeidèV’daiüèidk ^eg^yeih. In de mythologie vinden
wij haar p is ’' attribuut der toonkünst ;$fls vofel van Apolld. Wij lezen daar
ook; Zeüs, de vafer''dér'^dal5^de gêdafdi^ ^ r e^w a an aannam, om-het
hart.èen^r jonkvrouw te^verdVeren: ïn L o h m g r i n ontmoeten wij Zwanen, die den
ridder vboftr'qëijeh. Stèeds is' dè' ‘Zwaan de bode, dié tot jonkvrouwen gérigt
wordt, of zij stelt Öe^johkvrÖu# zëlvë v'idor! *'
Wij kennen hanVfof nog uït volkssprd'ö'kjes! en vooral ■ uit uithangborde n. Aan-
gaahdé dit léihitste zullen Aiii|ers'<en; dorstige wandelaars wel de beste verklaring
kunnen geven. De volkssprookjes doelen vooral'op rhaar? geluid; althans de overlevering
le;ërf öhif, ‘ dat'de' stervëiïdè’‘Zwaan■ nog een heerlijk gezang aanheft, alvorens
dén laatsfen adem 'uit te blazen. Van 'cfieh „zwanenzang” vinden wij in verschillende
di^terhjl^e"’wërkenï,géwag gemaakt, terwijl de inèeningen, die daaromtrent
onder de natuurkundigen bestaan, dikwijls stöf tot uitgebreide diseussiën hebben gege