U H M M M M W
rM lïF R17 V NIVVLI'v
i i diol^jnjdaiiPj^dip *ti pk ^omÉ^'zoiï.koij;.; «isedoor zijn
latere schrijvers,
ffifi(>.oBlWgiMaiinJïin^hT^gips-, tj»t rcruyin de< Ftnhi'iroe vejyhilT^Bdgeslacht,, name?
II^f'/te‘^^Mr/lpt**mim^(liv^^o&(>5^io()lil/aki‘lijk" op-'de vogelmarkten dér
.oftftolfo. vmlcfrefew.ianl /ii d,m èh'doV ’den paap va.^j7ieepnlters*of, Sneeuw?
putti i£ d o ^M f woiden lanaeboden», rpjmvnot mtSze ook Dubbele Kneuen, ,en, de
\<L lli inil* 11 ii ~ ’_ > n hun ■Ijk\'i]l-*n ml i namen M flllltls. Noordsche .Vink ■.
^ nonTl'^l.oe^Kana'r iovogf 11 èn-zj 11
De'4-Sn<'‘i‘ujv1ïor^: bewoont Nooid-Rmnpi, en v^je|§rp0rwprpen trekken in het
najanr^".nnnr de s’ematicde streken^\an'dit-'»ereldRfel^rim êr-,,të,overwinteren,; dit
Mh-ffn .deR^refff-1 de-fSjonaen fyn'n: denzelfdeptizoraer^ want.u g o uden zijn gewoon?
'dijk jsta h d vogel
V'’-i)^^Ji^edwghP.'!'^dr^a£rt, ipïfe,mate van-het jaar getijdeJ|||n in klpur verschillend
vederkleed: Bessek^en hïejjen,'Reh dve m> d,en /thaefó weinig onderscheid in
kleuren aan. Dftöï^fdkleur van- m ||.maPietje:, in zij©zomerkleed,»is wit; de
rugvederejj "zijn- zwart met witte znwien; de^^ejfoudervedereu zwart;, de drie eerste
-klei|bl en Ijlt de groote ?vleugelpennen 'zwart met witte^zootneo; de twee buitenste
staartpeönen zpn geheel v]d^ffinip|L3*.cedeelteh]k wit de overige middelste zwart
met . witte - zoömén |pfè$;stuit wit, •de.fjb'ék blaauwgrijs en de poolen zwart. liet
wijfje gelijkt op het manqgjjp-j maar ^ hetgeen jmfdaatstgenoe mde zwart is., wordt
bij haaf dêprMbnkdrbruin vervangen; haar bovenjkop en wangen worden nimmer
zooVwit, ;aH';.dif:'van het» mannetje^,: paaïr trekken, steeds naar het roestkleurige
en't^èf, snavel is geel. even als bij het mannetje in den winter.