bezoekt dan al ónze provinciën, -maar inzonderheid Drenthe ^ e r ijs s e i; het oostelijk
gedeelte van Gelderland „en geheel Noord-Braband. Ik vond hem in Augustus nabij
Breda, en nog^September uam ik in diezelfde-streken een troepje \.m <m<]. n m, j
hunne jongen waar; hunne “wijze van)|jiegen kwam met < ||||e r Zanglijster overeen,
doch zij legden telkens-fep^^geringe'alsta'nden, -van boom lat boom
... naauwelijks zaten zij neder.gfézij- lieten“ hun 'srherp' gerocp| p f f t n , loerden na&&
-omlaag, schoten als p i j^ d d o r de-takken, en vlogen dijn
Nabij h-Gréym^g'e^zag i k K f paar boven in % hoogen hoogstwaarschijnlijk
had efn^van hnden een 'jorigrn v o g c l^C T ^ ^ ram w J | i^ecy^hrgi m an-
t 'gers (Mumcapa grisoia) vlogenfèhpplioudelijk sihreeuwonilo ilangsjl^^^^n, totdat
het schouwspel eindelijk de aandacht der naburige MtotWhenf^Liók-*,vfo^fkëifttoeik
“met hevig f g ê ^ p p ^ ö ö wel••'de.Slagters als de Vliegenvangers■ op d^ylugt joègenl^
Zl1 »iclf ovefi|ènsi_niet'z,oo Npóedig '!>verja|én,;' eh rzijn ,eve|i‘^ S h g fe l ^als de
soort > deJQaaüwier. Tot-Èewijs jÖeryan mogen n9'g|VP--\ólg('ntlëStaaltjes
Z ^ k k e rn VértedèiTjaar hadden, .nabij Lond. n < . nr_i. I mi, hu mik netten mi*
leen i'd&m,- daar dévvangst^aienydafg on^ufistig wa'Mjèfine,t t ^ ^ ^ ® p ongel-
_®Den afstands van elkander, en'Üle*yogolaais waren<•< !v.an
xhunne vangtoestellenwerwijderdT Èën|klappsdhi^^*n^ p g ^ l8 t^ s e hm ^ ^ ^ ^ h® u t
tej-^-oars^ijnJen grijpt ^^(fofihikvogels-, die aan ® k o o r d ^ 'l|f honden was,;
-nogvy&ordatide vogelvangers^kv^plasdse warén aangekomen,^^^Jst.oiïtihoedige
[$ °jer-re |a& zijne euveldaad^volhragt :
Ifen kop waa^Sen-Fo^ip gescheurd. Waie helJhlimt|0j'met met epf f lB M f t vastMi-V
bonden^ge^ejt'-- dé Slagtervogel liadde' Ik t z e k ( £ ~ j ||ö
-terwijl «le^vo^Ia:irb- nog|over het: ge&etmde^preken mldcnSdó^'Van dm ai men
Geelgors- betreureV-fieh^ö9v:|nig g p ^ d e ^ omstanders, naai^ièp;dnd/revriet, en
wijst naar^ een der^d|ypgels^pe schijnétar je^itende hepn en wedei Jsgffe rfol*
lêm Daar gekomen, .bevonden ■zij.-dat dé/oLH* SJagtcivogel^jch vvedu aan ge-
lijkè;misdaad, a ï |^ g 'é ^ e n , 'sèhnfdig .maakte: hjj Kalkeen Vink, éetf -in de *
klapuweh, -en hij liet^Kaar^niét los f dan n^dat de vogelaars naar hém- gegrepen ‘
hadden, waarop, hij ontvlpgtt^Öókiij dib-vhgeltje' was ’de kop 'van denVoirip ge- ’
“Soheufd. lEenige’ oegêhbjikken later kwant de waarlijk raéep^iïjalÊ stoutmoedige
moordenaar weer uit h e® m tH e voorschijn, en-viel-nogmaals op fftéV- fe^dst ge-
dphd| slagtoffer aan, doch werd Jhans in het net gevangen en,’ tob straf, voor zijn
boosaardig gedrag, mij.wbqt’ eèu paar -Mivérs verkocht.
s/ Dit voorwerp had' ik geruimen tijd in de koöi , en ik voêrde het met vleesch en
-gehaktfSeilflfe'plaatste èen doorntak in zijne woning; doch, even als vroeger met
den Klaauwier HqÊgeval was-’ (éfépeje- beschrijving van dezen vogel), maakte hij daaraan
geen gebruik, maar at zijn»i^ p l tonmiddellijk nadat het hém gegeven werd.
'Het? wa|^feenffhaïiiiëi],e:, vlugjtgezohd; en te^enlleen goed zanger.
“Zonderling jsdhet- inderdaad■d^g ^ j vogel, wien zulke wreede, bloeddorstige
^fg^hsclMjlpcn ontsieren, zarhten * zelfs liefelijken zang voortbrengt.'
.-’fijnj geluid-.enytöonaard waren namelijk.nagenoeg als die der Grasmusch, zijnge-
-woon g é io v p T O > k van rl dimit^enT^Narhiegaaleen sacht -»tuk, tek, tektek,
chrrr”^Dikwijls ook 'ji(\t-H|^^^Mehl^inM,?eV,t-,M,4C/’v, hooren-, gelijkende haar het
igëlüid, waarmede de Nachtcgiuil hij gelegenheden daarentegen
uitte luj vvoilei leen thbn, klinkende ak^ffef onaangename verlengde yishèp”
^ h hen'^felijVfètti !
Hét ond< ï'bflu id dn *sr k,sfÏÏsfjsNhi| dm Magh 1 \ ogt 1 rnm dn ’t oog vallend,
dan bij1 'den15Klakiwier. Het wijtjo narndijk is^i,aau\\èr ; hetv;grijs'aan den kop en
heMshëmlp ~r6/éi ood dei ondcidtdrn onthiookt hijdiaar geheel en‘ wordt -door een
vuil wit vervangen, terwijl de voeren van keel," krop, -horst' eip zijden overdwars
bntiin ggpstreeplAen gemarmerd zijn-, ffiëltióngen .gelijken vrij wel naar hét wijfje,
zijn .otoK hot goheéle hgrhaam^duiddijkei gesti eepf en hebben ook lichte
iandcn aan sta ut- en vlougdpenntn J let i\mei’dd/eitóv’öri)püde wijfjes verschilt dikwijls
weinig -pl^niet van dat van 'Kot mannel
De broeitijd iJe/ei^vogr’l’s ‘ duurt v,jn Mei tot Auguf^P Zij brengen onder onze
dth-htfetieek si<rhts Vént generatie vari 4 WÈ jongen voort; in zuidelijker gelegen
danden eehter, waar zij- standjqgels ^ijnv»B0eijeii /ij, naar mèh, althans beweert,
4-weemaal. Hun méslf il .vrii groot, soms rond, soms ^vlak vanvorm, uit mos, wortels
eri dfeiog gia?-veivaaidigd n i met wol ën'haar gevoerd; het ligt gewoonlijk
in heggen nabij denrgfond, of^inda^j'^zGci^ zelden- in hooge hoornen.
8BS^‘eijèten dezer vogelsoort ..versdiilleri ondeilmg aanmerkelijk in kleur. Volgens
de waarnemingen en onderzoekingen 1 an Dlntsdu geleerden,-zijn de lichtgekleurde
eijeren door: jonge, de donkergekleurde .daarentegengSp'bqdudere broeisters gelegd’
zoodat dé oudèrdom van "het wijfje door- de kleur der.eijeren wordt aangeduid. Men
heeft althans -opgemerkt, dat de ejjerch \an jonge —||||énjarige wijfjes eene
'grijze"gfondkleur hebben,'en dat deze kleür,NaPnaar mate van dep meergevorderden
ïelfntd der, bróéister, tot “e rn ^ ro o d u htige zandkleur), óvergaat. Derhalve