DE BENGALI .
f m TRELDA P H O E N IC O TIS.,
. Dfe'/i* dWlè'ih'ï de G$a^iïik bfewê'oht'eëh ^Kefoitgedeelte va;n ’t Nóord-
.ÖöstëÜ^fèn Afrika,-vobrai en^jAb^jlftié. In de thoëFassige streken langs
den Wiïtëh Nijl ;Jl6^Pinn^èeI!ta'l(liulWa^f-^Ai,e( h hij bewoont ook de bergen, waar
'liften hem in ,-des&tifihódbi’è-b o s $tjj efs^ a a n tr e ft.
Ifr !’1, Wfesteit Va‘n 4 ffeikh;;Zijrf • ■ dfezö v’ögeftjès minder algemeen en komen zij
.®ié^fihJ'^è^CTSchëj)'iva’n andere verwante soorten vóór; in ’tjDosten vafti'dat wereld-
^ V r daarentegen /\\e i\t n /i| bi| M a iond en leven zij minder met andere
Ibn'ft^fr'tè katoen. Yolgèiis^apitein &]föke zijn zij zeer talrijk in het rijk Unijatnuezi
nabij de dorpen, namelijk in de heggen,%akjd(?öï,'di|jnegerdorpen begrensd worden.
De Bengali %0rdt”,Ö9k het BIaauwèr. Fafcantje;g'bh'öémd. ïn Frankrijk heet het
Cordon bleu, in Engeland Butterfly' FiWeh.
Het mannetje is te . hèrkënTleil aan "de copd#vlek óp de warden; bij de wijfjes
is\ ook de- 'blafeU%e kleur *%tser. De jon'gen^ijn aanvankelijk kaneelkleurig, doch
krijgen betrekkehjk -Spoedig hun volmaakt vederkleed-.
Im%#n.s wjjze, zang (SwBlfm^g^taid .tfltevflagiAiiea ,en 'voedsel hebben deze vogeltjes
zeör. Veel overeenkomst mét de -zoogenaamde Sl! JHetena-Fazantjes. Met den
nestböuw daarentegen- gaan' zij ieëtógz^te- anders te werk. Zij. brengen namelijk
grasstengels tuSsehèn. takken V,an- héesters en stapelen'die luchtig over elkaêr.
Zoodra eene groots m’a'sSa is bijeettgebragt, werken zij ’zifch naar binnen, gèwoon-
lijk van ter zijde,^en-draaijen^ëmiceeren ddri de stekels i®nd, zoodoende eene
holte makende. Zulk eetf fré,'bfr|M ze:er groot, en zou, naar men verzekert, in
sommige gevallen door twee' p'areh béwöond worden? Het is echter meer waarschijnlijk,
dat zulke t,vvèe paren- ieder een afzonderlijk nest gebouwd, doch dit
dermate'uitgebreid hebben, dat eindelijk de twee nesten- elkander raken of een