andere vogels waargenomen. Doch niet lang dragen deze-jongen hun <°erste -geder'--
kleed; spoedig begint de ruijing. Zij .ondergaan de^yojgendei MeursverahdeËingen:
in het dons&leed gelijken 'zij naar djè'jonge Hcrg-Eenden, welke, wederqmihic,k.-te
onderscheiden zijn van de jonge €asarcr£j |^®phkereJBei;g-pienden (^\iaMor?ioides)-,
na -;fiie weken 'kompnKdl^veêren tiTybor schijn, en binrn n /> - i Z a < 11 ■jiOv .'\'j
bezitten zij een^vederkleei, dat nog geen onderscheid van si'k'Sv^j^oonb'
Eop, nek en., borsf zijn zwart, ,overigehs als bij dcn'.büden \Yaai%;dd^bVtflet-sei:
twee a drie maanden daarna begint-de ruijing, die'.mce^tól' vijf wrken_d|||.?doch
reeds in" dé, eerste dagen d e r'\f3dcr.yerwis^eling kan Ynctfedf^e h ^ o n d ri ‘■cheiden,
doordien bij de wijfjes dë/Wifcte'Voren 'zeer spoedig" teSCpórv liijn Im W ^fschoon
deze Eenden rëeds. qpj,weejarigen leeftijd parepT||ijft hej kleed ^gM^ge^rncin-
netjes tot in het . Berde of vierde jaar jiQg^eenigermatet onvolkompn^ c borst -isj.
namelijk met bruine golflijnen-bezet, die bij, het ondrrhjl talri|kcr vundfii. zooij&fc
de_ kleur van borsten;. buik niet afgesdheiden zijn, ^ d ^ g in /b e t .volmaakte kkoil»
De seksen versehppaVSök aanmerkelijk, in verm"vEm^-fopv^in^grq.o.tte en m;
stemgeluid. De Waard' heeft{*èn langen, breedemkop, o&mm heipgeboqrn nek,
waarvan, de bogt niet, zooals bij .meest alle andere Eenden, Ganzen en Zwanen,'
S-vormig is, maar meer de lijnen van" gen hoek volgt, hetgeen pp*- Bijgaande, naar
-het léven-geteekende afbeelding zoo 'duidelijkjnogrlijk ■L^^aaJngeg.e\e1rï:,vnc ditfe eeijstei
nekwervels loopen in dezelfde rigting als de schedel, en de ^bogffi&ihdt stérkst
tusschen den derden en vierden wervel. Daardoor 'schijnt de kop veel langer!, döft,
hij werkelijk is. Dezelfde bijzonderheid-néémt men bij de ,reeds vroeger beschréven
Donkere of Australische Berg-Ëend waqr.'Slechts-de Waard van beide1 deze Ta-
doma's heeft de gewoonte, öm den kop zeef naar, beneden te buigen-:
Daar het' klimaat van Nieuw-^Zeeland hek onge négenöeg. evenaart, vindt de:
Paradijs-Eend hier te lande, vooral wegens den nvervlïfèd van rivierwater, aan,
ons. vaderland eigen, eeng zeer. geschikte woonplaats. Hoogstwaarschijnlijk zou zij,
in vrijheid zijnde, op onze meeren zich weldra voortplanten; doch bok in gevangen
staat- teelt zij zonder tegenzin. In de Zoological Gardens te Londen heeft men ze
herhaaldelijk laten telen, en in de twee laatste jaren 15 jongen verkregen. .
Men voert ze --even als; alle andere Zwem-Eenderi; % winters boude men ze
binnen, hoewel zij eene gematigde vorst zeer goed kunnen doorstaan; hunne kooijen
moeten steeds diep en van stroör voorzien en achter den wind geplaatst worden.