leven, vepsGhëaerihëiltlvlh^kleuren -aan, en de KmJleeuwecik ’ jan Zuid-Frankrijk
r is SQnt^ s^ e n f^gek-lejird, a l s _ ^ J p É H | |n e n . laifde^^
het lichte /.(eyand levende’ Kuiflecuwenkken vi jfogfit.■ z n t j p r a i r
binnenzijde dei -klemt \k ngf lpcnncn^olsi hoon z L p - i n e é d u n i e l i j k e i
[^fevlekt^zijn, dan |h u p p in Belgic, ’BTutVlflaftd.1 eb ïNoord-Fiankrijk le iru iC ^ Ï
'hooiende J^ooitqen'oot^p In Engeland beboorl dcze*rv^fejST^d^Telfl/acim héden}
terwijl hij'hel’ rueriig\uldigs1l in Dnlföeliland |p | | f im t t:
Er lidstaat bij deze \ ogehomjj& a ^ opmeikejijk vermin] in de^föipltr di®
indivicuen, hftgiQu t< ht< r n i e t j e hpfondei vhi id vanBvf i\?iWr3|
•Mannetje en<;wijtje diagen betyidfde'Vnaaiiw fae@ ^ ta p a ?-i klt
entég-Mg ^ijngragèrA^erschiil&tid>en,’ zeï&iljfë^fraaji gcteekohïMt'di-ihiinni
hebben ,breed& w i e r-anden, A'lte'JthèAaiï bownkop en kuif /ijilshlfjjgèbtirduurilr
Voor^everrfey*bekend k ozijn dekjongen na. deriïïrlii .(Aiigifi'ligffi-n.m (lèwjüdeM»
gelijk; ten minste^vérdegn-||||na dien- tijd tgcflfy lutfi JmU-lit hlr t i jneirUwiJi iHt
aangetroffen. -
Zijne^eg^vindt jnen op d f^g ró n d tijAdj^ir^gra- gjjï^lagr plant?n^dift^ij
zeer. slo rd ig ^^enM fen uit grasTëi i-.lhiar o fw h mnc \p 1 a n^cnCr / ! ■ l.s-'/ia nre nj> es lel d.
-De eij|ren'-,zijn vuil rosa-cËtig -witV .dt, et Ik^ , haa^ymf^|i‘br.uin('^ei|
graauwe^^ekkèn-bfezjItCiliet eerste fe|]wê-el ‘d)e\at »ge(wo«'iïlijk^l^ti, hel r;lWtifle|
3 ab4 eijeren; die, d fip beide-.ouden he^^eling^v'i^^l^n *uitfrgVjl^oeu^ l>t- -j«.n^/uï|
loopen- reeds-' met den tienden ofndfdenj’dag, en vei v\jjd< tem* /n h
verre van het nest, hetgeen, daar zij alsdan- nog- niet. in--.staat zijn zelf||Shün-
onderhoud'te^r.voorzien, - den ouden veel moeitë veroorzaakt, om hen te voeden!
en te beschermen, vooraf dok om hunne schuilplaatsen te vinden, waarin mefiige
vogel zieh soms bedriegt, hoe--scherp zijn oog’ bob-zien moge.'
De ouden voeden zich met zaden, jong groën-, kleine wormen, ?torren en
sprinkhanen.
.. De.zang van den Kuifleeuwerik is krachtig, doch heeft niet dat jubelend geluid
van den Akkerleeuweiik,' niet datrzüiver'&treelend. gekweel, die' diëlder klinkende
zilvértoonen van den Boomleeuwerik; toelr is hij een groot zanger en zingt het»
zelfde liedje, als de beide,anderen; doorj&ijnen sterkeren bbjiwnéchtër brengt hij
een baryton-, de Akkerleeuwerik daarentegen een~ tenor-geluid voort. Zijn zang
dfr,meer eene aaneenschakeling van krachtige-,' zuivfere toohen, minder een.vloei-
jende andante, zoo als beide zijne gèslachtsgenooten te hooren géven. Zijn gë'Wöon
'gënbep, waarbij hij • steeEl^de lange kiiif opheft, is kort en klinkt rollend. In al
zijne bewegingen vertoont hij iets deftigs, vastberadens, zelfs iets fiers. Toch
la lt hij t-^ ^ e i^ ia id ig fu itv met zijne graote’^stappen, vlugge, trippelende wijze
van, vanroitffihietcn. oiwipig linge kuif, die door het minste togtje in eene tril-
ijjjnde ^bè\\eéina ffdchVaüt'm b rtlt Ik heli hem menigmaal gadegeslagen en zelfs
■totüfzeer nabij kunnen nadeiêiï,l\\ant waar ik hem vond, Was hij tarn en vertrou-
w< li|k Lhk\\i|lsj zag ikffiHBBwefs jf^ u ji ei bpflfë trappen der restauratiën op het
'duin van Scheveningen; Hf.liepen1*daar EUllie.dL '^ hn pikléa •$?'••% kruimels brood
van de steenen. Ik ooi .tplTTgffiymft^V iieglaiiiie houtkrul in den bek,
.n'n; blaarde hfuipwm|Slam: injgf^h|IC^fpa^ ^ einde zijn,nest;te kunnen ontdekken;
«foTh, ondanks alleAinspanniiig^nToplilhiïiig*1 van tijd', gelukte het mij zelfs niet,
p m m i n n è s i * V v i n d e n 11
Ik heb ójen »Kuifleeuwerik in de kooi gehad, en voêrde hem met broodkrui-
WcK', havmf^S en gehakt; nu eh^ijali^eêiii paar/miereTieijeren of een
?*V.'Êciis, had ik t v\ ee j on oen. • vv aarvan jf ig < e u spoedig -ta rf; het andere voorwerp
daaieiilegen weid eem|e( lit-e kooivogel^o<Ijkm■.})i^za n g ille n e ?grpoté kooi, waarin
hij nu en dafïmjns lieên ï i ' i<ïqeomlipoü kon fladdeitm, s<heeuhem bijzonder
;té‘bèvallen;,-'althans paar- de houding s\an ale k u i w e l k ë ' steeds zijne
stèmniingWmVd1' B i n n e n s b t j C g i e t ^ z e i r^d[i*Vi|n gemak1;“ doch Uaau-
.welijks plaatste ïTOMMihuiU n liet’-.venstei,, of de'lange kuif s.|ond regt overeind,
de'veêren vjan hèf ligchaaïn werdén, op en.neer geschud, ©n: zijne houdingen belwezen
duidelijk genoeg, dat het leven in dien- staat hem geenszins naar de vrijheid
deed verlangen. /