Door den abt Gaïre-werden eijeren verzameld1, 'dïi^d'Qpr baron R. König Hart-
haüsen beschreven werden (Journal fu r .Ornithologie, 1861, blz. 33—44); doch,
te~ oordeelen naar deze- beschrijving, waren ook deze eijéren hoogst waarschijnlijk
die eener andere vogelsoort*
In 1862 vonden de heereh Fiseher/ fhéobald, Erichsen en.Benzon, bij gelegenheid
van eene expeditie naar het eiland Bornholm, een ledig'nest, en de,pas
uitgevlogen- jongen in de nabijheid. In 1863 ontdekten zij weder een nest met
jongen, en in 1864 eindelijk de eijeren.
Ook slaagde de-heer-E, Sydensacher, van' Gi l l ier in, het nest met de
eijeren te-vinden, namelijk ,in Stiermarken, op den berg Hochschwab, (ï£éf), en
de door hem verkregen eijeren kwamen geheel overeen met die', welke' door de
vier straks genoemde heeren uit Bornholm gezonden waren.
Door den heer Schütt werden de” nesten ontdekt op eene hoogte van 350
'VÓet .boven- de oppervlakte der.zee; de door den heer1 E.i^y.densachrér gevondene
lagen 4- a 5000 voet hoog.
Volgens de waarnemingen van genoemde natuurkundigen, ligt het jjè’St, op
de takken van dennen- ol masthoornen; het is zamengesteld uit boomjakjes, zoowel
levende als doode, en-meestal-uit de draadachtige -stengels »van1 'mast- öf
dennenboomem; terwijl het inwendig met dunne “worteltjes ; .més en -stirero bekleed
j s ; in. vorm en groptté'heeft het ,eenige’/overeenkomst rmet,Vdat van, Garrülus
QlcMÜarMs.^ Het bevat drie a^ vijf eijeren, ^licht blaauWaC|!tig van kleur, enhoyefi
het,geheel, maar vooral aan het stompe.einde, bedekt met zeer kleine-^gedachtig
bruine vlekjes o£ spikkeltjes. In grootte- komen. db%ë ^jerën vrij ‘wéF o^eiLeen''met
die van den Ekster, doch-zij zijn iets breeder. De^echfè^eijerèn, welkè tot deze
beschrijving gediend,-.hebben,- zijn uit Stiermarken afkomstig; -zij wérden deü 17
April 1867 te Hochschwab (Hohebreitsth', 'nabij Bruckj^gevonden; ;en bevinden
zich, thans in de verzameling van den heër H. E. DreSser-, ;te Londen.
De broeitijd der Notenkrakers isgewopnlijk in Maart en April; evenWel werden
door den heer E. Schütt nog dfen 4 Mei eijerën geVohden. ’^
rDe jongen, worden' hoofdzakelijk insecten gevoêrd. De ouden etende*-
halve noten en pitten, ook Spinnen, rupsenf, grootè kevers, vlinders, wespen en
hijsn, „groote iaden, inzonderheid die van dénnen en bèukenV" w^Msn .üiede niet
door hen versmaad.. Zij zijn (zeer 'gulzig en" verslinden yëell voedsel te gelijk. Niet*
temin houden zij er ook nog, even als de -Vlaamsche Gaai, voorraadschuren .op
na, welke zij in hoqmholen eii rotskloven en onder wortels van boomen aanleggen,
en waarin zij eikels, allerlei nöten en pitten, kevers, slakken enz. bergen.
Uit een anatomisch onderzoek is gebleken, dat bij deze vogels een keelzak
aanwezig is, - dieC-door eene verwijding van den slokdarm gevormd wordt en zoo
wijd is, dat “'zij mr,’%hl-’acht eikels in kunnen bergen. Deze eigenaardigheid komt
hun bij het Verzamelen van voorraad natuurlijk zeer van p a s e n men heeft dan
ook waargenomen , dat een pdSr.Ndfëhkrakers op één dag ruim tweehonderd stuks
Voorwerpen, ter gioqjfe van'een-hazelnoot,.tirgscheri'een rotskloof hadden verborgen.
Het sq h iji^ ^M r;? dat er jn -sommige jaren niet genoeg voedsel voor-
^èandem isf,ïjom'daarvan ödk nog oen toereikenden wintervoorraad te verzamelen,
’ën dat zij in zoodanig a'evMllhun ^ S iMriS tvërlaten en onze gewesten komen
ffpzoeken^p- dit waar, dam’%|M|m^wij, indien, m ^ s le ^ t^ weinig dezer vogels
iw ons overkoinèïi, daaruit opmaken, dat in het Noorden de zomer zeer
vruihtBaar K ..gewet"! Sommigen willen ult^hei ’V|5 schijnen der Notenkrakers
j^ h e , fjtrengë koodet’* api spellen, doch ook deze v oorspelling&if gebleken al even
Kgégrond ^ z ijnS& ^d ie -'©^tï-ent het | | j | schijnen der Pestvogels. In elk geval:
js tet^el^ppmérkelijk, dat »N o te n k rak e rsp S j zulkdéënë,»verhuizing, sommige
Bmforih bijha"ün <h‘et geheel-/ni^t.-'bezóeken; 'althanë heefl^hnën^ in Engeland dien
pbgel slechlgjënkèle malen-,waaigerfpmen.
jjf lle t’ stemgeluid dezer vo|ef;' liertt menige ovefdenjfcomst" met dat van den
Ipaamsche# Gaai; jmfar^hun zangtalent ® a l evenmin ^ontwikkeld, als dat der
Ijverige Kraaijachtige
Ë&De Notenkraker s kunnenh zy h ^ e r goed aan de'fjjge|^enschap^gewennen;
««zij'worden iu.’lh^un, haderi&nd dan^opk-'yeef in kooijep;.gezien, en men leert hun
- allerhande .-Woorden/"klappen. In gevangenschap-' g e ^ .rh eh i u 'n ’• stukjes vleesch,
gMaMyvormen, brood, noten of eikels., v.ooj’'^ o v e r ig e schijnt zij o ^ s ^ ^ s - te
Nuttigen, waf d^htiüefisch lot tv dédsêl.f s trekt.