HET BANBVOGELTJ E .
MUNIA FASCIATA.
,^jit -YOgbltj^/in ialle Euro^rafe?aae,sted€&i'■overbekend, heeft zijn naam te
da/nkeö;saan ‘denspuïff'öjêdè^ mekband^, 'iw^rkp^et' mannetje zoo:#onderHng versiert.
Deze.'fctoe^f^od&v’overl^arsehe, sslerk uitkomende'band gelijkt zoo sprekend naar
ieörie^ bibeiendeuslaede in den «q| , dat men; in #rajfcijk,, eö ook in Engeland ,
idezenwogel- met den manm::^ ».afgesneddn hals” .aanduidt. Dp Franschen noemen
hem snaiftetójk: »Ze < cou coupé”,if/êd Engelsohenj:- ntjie cut-throat”. De naam, dien
men hem hier; p^iand'e*' geschonken heeft^^imieSlk geval niet zoo afgrijselijk en
.toéh,. bij alle^eenVioudigheid, minstens'eten jmistVéir.
,} <Het’ hand vogeltje dan behoort totnde, familie -der Wevers en is in Afrika in-
heènsefu Zijn,"védeiilan^tstjèjit,aieh-over gehèel Noord- en Midden-Afrika uit, doch
%et menigvuMigst ■vindt men hem in.de grasveldeneir vlak ten nabij de Èamhia-rivier,
in ,»f©t westelijk, enV>lan;gs: den Nijl, in het oosteldjk gedeelte van dit werelddeel.
■ pe Bandv egeltjes 'bewonen nitgestrekte grasvelden, kreupelhout en het hooge
riet langs -rivieren en moerasseun; De grasvelden «dien streken zijn evenwel niet,
zoo-ais men -zich alligt zou'«©nrstëUenï, aan onze Europesche weilanden gelijk; zij
zijn veel uitgestrekter en' meestal langs de tósten of .groote rivieren gelegen.
Het gras groeit er tot 10 voet hoog, efescdö&ri;allerlei slingerplanten doorvloch-
thh. Hier en daar ziet men<bosctyes laag höirt,,.meestal doornachtige'heesters of
dunbladige Euphorbia’s; ginds staat 'een doode boom, tqif\op de helft van den stam
met klimplanten begroeid, en -welks kale takken een roofvogel zich tot rustplaats
heeft gekozen. De bodem -is. door üeMegers van gekleurde krabben, doorgraven;
bij iedere stap, dieh gij d‘oeb, zakt uw Voel Üri -;,den weeken grond, en tal van deze
afzigtelijke gravers zitten daar voor hunne holen en schieten als ratten naar omlaag;
zoodra gij u -yëntoont;