deelde stipjes”. (Dit laatste zal iederen fazantkenrier wel eeöige verwondering
baren; hoogstwaarschijnlijk was T. verkeerd ingèlicht, ,toën hij dit schreef.)
' De Hennen van den Ringfazant zijn bijna eveneens gekleurd, als diedér-undere,
straks genoemde soort; zij verschillen echter (in hare*iSorsprbnkelijke- kleuièn-jtj
door de breedere en donkere Jbaüden oferde-mtaartpennen,; alsmede ddoh een.
donker vlekje aan het oog, langs de~ dorstreek^ok zijn zij ieU bruiner aan de
buikveêren. .
Even als alle ^andere Fazanten,—leeft deze^èo^tt.dn polygaffiielAi^^^lËaart
houdt er vijf a tien Henneü op na, die echter1 niet dllenthr^etjen* In rl. n i _i 1
broeijen vier van de vijf Hennen, en-iedere Hen heeft ue r-a aehl’ Kuikens,' geheel
gelijk aan die van den Gewonen of Tloschfezant. Zulk feené iahji‘lrë_®oi|aiizjdh in
het lage hout aan de—zoomen der dbosschen opV en'-de: van Kuikens voorziene
Hennen zijn dikwijls zeer ver van .elkaêr--Verwijderdi®§ Haan wéét .-ze echtenallen
te vindenden maakt nu en-dan eené:inspectie-promenade. >
In tammen staat-bestaanteRergeiüljk'jdFieëriei-Htagjèzantenffrriarnélijk;
welke hunne oorspronkelijke kleuren bezhfténj^^fepsweïke M tor^r^ l^ iS ri'gt ila®
luchtstreek beide natte streepjes op.den kop^'liimu&is^^ jdo^hj-ïlnFchHVTr'
hebben, en dus tot de Gèwone short ‘overhellen,. ei^3°®?de bastendi>noMiineiO
de: uit kruising met de Gewone t>ooit ontstane, 'mdnidueut welke UidUl^rrSlïff
algemeenstzijn. Zeer opmerkenswaardig het, ditJlbijCJdhzen ’^de-’wiMiê^ritfg;
standvastig is ien zelfs breeder wordt, en dat eene generalid* .waaiirfvlimviue1
ring eenmaal aanwezig is, steeds tot in het oneindige dlrngfdVan*en-/al' wimibifem
gen, al paren zij ook met dè Gewone soort.-
Wit schijnt voor Hoendervogels eene gevaarlijke^ariatie te zijnywaht ,ds;hdmen-
maal toevallig in hun gevederte gekomen, men krijgt^het^eri niet wede» uit; wöHdaaP
dat mén zop dikwijls ziet, dat warr een Haan van- dén h e ro p en rFaizanb, 'ge^pkard
met pene Hen van den bastaard-Ringfazaht, • alle mannelijke j öngeri witte ringen'
krijgen. Zelfs vertoont die ring zich . bij de Hennen, niet alleen wanneer zij óüf
worden, maar reeds bij hafe allereerste, veêren. Tegenwéordigerworden*"ipr
Wilde Fazanten met ringen geschoten in streken,
fazanten ophielden: een bewijs dus, hoe verre het wit.zich bij:den vogel:voortplant.
Na een en ander te hebben opgemerkt, zal men tot de overtuiging komen,
dat Ph. colchicus en Ph. tarquatus inderdaad niet jzoo-Jveel van elkander ver-
schiUen; want, ware dit het geval, dan zouden pok dé, jongén, uip kruising van
beide soorten voortgesproten, niet vruchtbaar zijn. Geeft dit geen regt tot de
onderstelling, dat beiden van een en denzelfden stamvader afkomstig zijn, en dat
een van beiden, door toevallige verplaatsing of andere omstandigheden, eene wijziging
van kleur heeft ondergaan? Indien het toch standvastige soorten waren,
dan zou men mogen verwachten, dat de uit die kruising voortgesproten jongen
een minder regelmatig witten ring hadden en niet weder konden voorttelen. Maar
zelfs indien het geene soorten, doch slechts rassen waren, dan nog is het een
zonderling verschijnsel, dat de vruchtbare jongen, bij wedervennenging met den
Gewonen Fazant, toch den witten ring behouden. Men ziet dit niet bij andere
vogels, en, voor zoo verre hierin een regel bestaat, zou men onderstellen, dat de
jongen dèr twee verschillende Fazanten gedeeltelijk witte ringen moesten hebben,
en dat de Hanen dier bastaarden, weder iuet de ringlooze of Gewone Fazanl-Hen
gepaard, jongen zouden voortbrengen, bij welke het wit of niet, öf slechts gedeeltelijk
zigtbaar ware. Het tegendeel is hier echter het geval; want de witte
ring wordt breeder, bij sommige voorwerpen zelfs ruim tweemaal zoo breed als
bij de oorspronkelijke individuen.
Ofschoon nu deze nekring bij de meeste voorwerpen breeder wordt, blijft
toch iedere Ringfazant, van welken oorsprong ook, een prachtige hofvogel. In alle
opzigten komt hij, wat geaardheid betreft, met den Gewonen Fazant overeen;
ook de in tammen staat gelegde eijeren hebben dezelfde kleur als die van den
Boschfazaüt, en dè jongen kunnen op dezelfde wijze als die van den laatstgenoemde
gevoed en gehouden worden. Groote volières zijn hun aangenaam, maar
toch loepen zij liever vrij in de tuinen rond.
Eenige jaren geleden zag ik een broeisel jonge Fazantkuikens, voortgesproten
uit een Haan van dén Groenen Fazant (Ph. versicolor) en eene Hen van den Ring-
Jsizaht, namelijk, eene Hen van een donkergekleurder in gevangenschap gekweek-
ten Ringfazant. Toen de jongen veêren kregen, vertoonden zich bij twee Hanen
een smalle,, witte nekring. Later zag ik een dier Hanen in zijn volwassen vederkleed,
en was verrukt over den schoonen vogel. Evenwel behoort een Groene
Ringfazant tot de zeldzaamheden, en voor velen is hij nog onbekend; ook bestaat
er waarschijnlijk niet veel kans, om spoedig zulk eene nieuwe variëteit in den
handel te brengen, juist omdat de Groene of Groenrug-Fazant nog een zoo zeldzame
vogel is.