Maf laa%tg6iioenicle e‘ën-standvogel«*: heef* hij Lai'niloirn o wa rel la (.Gele \Va>r'h-
Vfouw) In Engeland nqOrnKiricn hem Gray wagtail-^Grijze Kik^fa.iPl ),*do Kleine
soort (Mot. flava) komt'daar te—1 ande* slerht< op dni lu k en rwowjl (i door mie
standvastige yariëteil, Ray's wagtail (Mot. Rayi of Mot'eampestris), -Tfekvangcn. In
Nederland wordt '“de "Kleine soört oo'k welKoevinkje, en de (jffdote^poÊ! Winter-
Kwikstaart genoemd. -In dè wetenschap' heet de Kleine ook Rudytes flava, en dé
Grpot'ê^;Ö'pk-; Mot. hoaruia. Het voornaamste‘verschik taksdien lierde* Gcle-Mtoi ten
bestaat hierin, dat de .eerste (Motacilla of Rudytes flava)rjféjf korten Staart, meer
roilden kop, langere teerien', maar »kortere voetwortel/bh^t-rr langen u'gttn nagel
aan den achlërteen heeft. De twëede soort (de hier-afgébeeldeWs|'zeer^ftöid'èlijk
të onder-gcheidetl aan- zijn slanken vorm/zijn langen staart-, hethmeeedere -,v®t aan
de 'staartpennen en, in 'den zomer, raait-zijne .zwarte keel. In het .‘winterkleed
éntteeefct^lhel zwart aaan !sde ked, en.is -het-lgeel jder «Mderfteeleii ifletser, 'terwijl--
boSenkop èn rug minder grijs d j i , en meer naar bet-iolijfgiBoene i§if bruine
trokken. In bet winterkleed zijn de seksen- bijna niet te»ondersc heiden,'-dwJi'
dos zomers is .er meer verschil op te merken, namelijk, dotir.dit.il..
kwart nam de-keel -heeft.
De jongen hebben, tegen den -tijd dat zij-het nept -ver-laten, bijnajdezelfde
Meuren als -de ouden dn hun winterkleed,-maar zijn êe/Ser aan- krop enrhorst,
b&bhen minder «wart aan de vleugels ear^een s'eebjkortei’en jstaart. De^o.vèrga-ng'
van zomer- tot winterkleed, bij de jouden, 'geschiedt doof nuijing* «die »van winter-
tet zomerkleed gedeeltelijk doorgaf werping van dacrdp «qftvexsleien veêgen; ^ptfeel-
fv^iléuriiig aan de veêren zelve. ^Ditzelfde geJdÉ^e-ak voor -.dei&wane
ëeort (Mot: alba). Baar echter »bij »de1 beschrijving $an>di^é,’.laatste,'$eae «tririBp
over het hööfd is grzifen,-/gelieve ~de. lezer hierop zijne-aandacht iP-.v^'ftig'pnUhV’
‘De &roöte ïGelp Kwikstaart heeft nog .dit eigenaardige, dat hij in-bergachtige'
tffcdËte nabij rivieren, watervallen en steoomen leeft, waar de Kleine/.-soort. slechts/
zelden gevonden wo rd to ^
• Deze vogel -broèit tweemaal,: namelijk) tegen bet einde Van April of het begin
van Mei, en in Junij. Het nest ligt lusscSfeti .steenen »langs .den waterkant, onder
uitstekende wortels van vboomem, tof. in - naden era .scheuren van jh het^water
staande muren, soms ook langs de »oevérs in galen, ^waarin vroeger snde&e vogels
genesteld hebben; -bet wordt uit »worteltjes, w®s.eniialrnpjès .zanaepgesteld en van
binnen mét' véêren, ïpluis en haar. bekleedAElk bfoeiseb bevat <yier k vijb-eijeren
s$n gétUjke gpette»; .laj-s „ dié van Mot. ‘Ma, maar spitser, en grijsaohtig van
‘gnondkteur mqtjokgrgele jv l^ é ii^ ië h ip r $$ daar -door »het grijze als heênvloeijen,
''oïki'r-ariê.de gejmartneRd ^ijn^e-n-iges kleine, digikergr.aauwe .stipjes en soms streepjes
zijn .o-s^heA»gpbe.d#erspi?d4'..Het wijfje jbroeit dertien ,k -veertien dagen, -en, even
als bij <fe..i&ewe*nê poort), zijn ,de jongen ^'ads- ppoedig in staat jfeet .nest te vera
te n .iolgêu^Di ' \ ‘ l. Diolim» moj^yi-zijj dit\f;eèds op hun veertienden dag kunnen
d o e n ^ ^ 'i^® -!' waar, tla^fofgi^hwiI^Uaitèii||t‘odfc het hiêst verlaten en be-
Jit'ndig wegloopt n* \ótkdat /t» óno'X' in de<vp|sm^zj'Üoii; maar toch komt mij dat
ern.int ipei^ivm'ed':" -heel» vroeg. v/Q|f.;, 'immers
kimnt ri^jong^rho uw iil^kuA^--tvmN/fiun ai httn ridt nbo'Wtwintigsten dag loopen,
en-hnh%/ijn die/»!*; t uwi ukkt n n^l'skmmdt/iAing dan de Kwikstaarten. Niettemin
•flswlin hm ou ug< ir» /f eVVl^t m.,/ijno,\VMi w imngt n&th mpt mi ader juist en geestig
in zijiïe^^hrijvinghn
tf~-De |ong( \oti,Cw'Hi*1^ï^'m'diri,jnft ^jjJPj-Ujjrïjkli ui* w») l er - iand-insecten
gnwolgt-hragb. ïn d%wijze;-van hel ^ ^ f^ t(^ au g ènN »u d.» jongen Ie \oêcpn,‘ als-
Miiede iriMf k.‘-i^fif^rë'vhel'»%()^.|elC*df‘r oudt n.^kJnnttd^^owrtflUi alle opzigten
rde^ivimêvTtANilte‘ i -jwbi| -Hel | t r ^ ‘lin<l \® i ' / e u vogek bestaat uit dezelfdeI
toom n als di. <1< r» bgidfe-JOVt'i ig.'^udftim, mÏïiih'ii /.oiw'igeulijk kunnen zeggfp, dat
cl, / ( pp, slropht n^Jjer Mot.»ülba ^V k t^ r i^ liiu le li|k , (looi Mot. iflpoflï^schielijk
‘én scherp, en Id^pki Mol» yilp'fouta hedaaitUfii ki it htm w\oiden mlgedrukt. In
soiniriim »-op/JgK n. b t elt laabslt.-no. inde,, kwikhfjjïjfr fn hter,. nog iets bijzonders,
-ni^iajiik t eli-stool, ml helder geluid, ^ ^ ;f^m ^ ^q hm b ie -tji^ è , dat men
%reestal -verneemt, alp hij in het najaar in vóórdat hij opvliegt.
In huifhe ^ ij'k/;vgn h< weuen ïkomen, (leo'^wfrls gehdel met de Gewone of
,P\\aït(^s®ort 'oytmmy- /ij tiiippelerr Wit ridii(|^- de/e'van^den eenen »steen op
den» a n d e r e i i J ^ ^ b J f e d e w vlakktpi^grpnd (ykeepp pi|^ fcy o o ru it, en'vangen
mtgggênfin^|A;fVlugt'langs^deH. ^ » n d /ajn /eer-levenihg cen ohr-ustfg van aard,
|b k k t'^stzïek, |üiaar to«‘h grooté leummakeis, vo’oiul waniieer.»zij -éeu Koekoek of
r^oo#Qgel zien.v^®%vèn^vBrehm worden v^(brop^els-|tóèr^den Koekoek vernield,
en vélècjöngen-, bij hèvigt» jegens, Hoor het^watef- der beken verzwolgen, dik— -
wijls .|o k dbor^attent Marters-, Btfjings e itó .R ^ n v, of door Kraaijen en Eksters
igerjjpfd. •
•Men kan deze vogels in de kooi houdenj. mits -die ruim en op gelijke wijze
W Ê Ê Ê Ë È M È È Ê IÈ Ê Ê Ë Ê jtdgerigt; men ge've‘b u n hetzelfde voer als aan deze