voor een ongeoefendoog onoeijelijk van.' de wijfjes te ondu cheiden,**men kan ze
Réchter steeds - herkennen ‘aaitjLé meer bi uma< litigu tmt övei het gidfeele ligehaani,
aan de meer witte'buitenzijdenf p ^ donkerdcr binnenzijden van' staal l- en vleugelpennen.
De wijfjes zijn altijd duidelijker, gestreept dan de^ 'ïnanüüjestfó^it^ jl^
zij hebben*'donkere strepen'-op een vuilwrtten grbnd^ ter wijl/de. mannetj e c h t e r
strepen op een meer brumachtigen .grond hebben. ■Dë^jong'dAjkoinett na den*eer^^É
rui met het oude ^ijlje|o\e1%en'f maat zijn lichter ^van kleur en nog duidelijker
gestreept, hun bek en%,pootenVtiekken dan-^meei naai het ge'léV “iris
is iels donkerder. den“ rui, namelijk S hun nestkleedL, zijn hunne.boven-
-De Kneutje» broeijea jaarlijks-tweemaal, namelijk in Mei en in Jubj. Zij nua-
^telen ifi struiken, heggen* h e ester, vooral meidoorns, in vrüc&tböfttfèn*èn soms
ook in wilgenboschjes. Zij bouwen hunne nesten op dezelfde wijze, als ■ de” gewone
Vmk> maaf. gefe'aikeri nafeerfstaroo en minder mosy efa voor‘het binnénweljèeepe
groote hoeveelheid: paar denhaar.
De eijeren, waarvan het eerste^ broeiseb vier a?\jjf yhet-” l\\{ee,de zelden,meer
«dan drie t vier bevat» zijn pWoonlijk bjaauwarhtig wit hotvul liuiint/ kreun
dikwijls van liobtbloauw tót grijsachtig wit Vaiieert - ••iget/eeiiigè 'Méinè lichte
y<tékjés-®v® de f^ e e le seèdal^ en eéiiigo_^vrotere en donkere kanftet stompe-einde.
Alleen-het wijfje broeit, eü de jongen worden door beidé' ouden;ine{;.;iü^edlen!,
jong gi'öen ea zaden gevoerd, tiet voetiseh-der ouden-bestaat stn allerhande1 aaden,
«öko beziën» rupsen en spinnen» •
r Het mannetje laat 'zijn aangenameii zöng van het begin van ïAprü -tot hét
■einde van Augustus fïróöréh. Zijn gewoon gëroep-schijnt aanleiding ;|jêgéven te
hebben tot den 'dfEctelen naam des,vogels; 'wamt dit geluid kamhètlSpv'engelë-
kên wwden «net ?het;'woord ,ykneüterön’’,
1 In het' najaar, vangt -üteü hié£ «te-lande jtele -Kneutjes met -het’fyinkenne^; in
het'v-oófjw .worden op verscMtende plaatsen tan -ons-land'rite kfeinfe
nèïté&f?:sonas ook m^Mhsét virfkeiméfci'gev&ngea; A’wniters kan men •zézÉ.it knip-
kdt&j©B:<®ieësb3r w o r^ a . Zij zijn gemakkelijk «Invangen, -en indien men in'H voorjaar
.een wijfje dn eerje knipkdoi 'jdaatéfc, kah Eden ook ddardoór'tele mannetjes
lokken.%;;;
<;<®cr wille' van hun :zang / ibehooren zij tot de geliéfkoösde kamervogefe. Mefl
kan isje'. éVen %oed in de Aoliëre, *als 'afzonderlijk houden, daar zij -oók in gezelschap
van a Mër^ ’, vogels' - blijven zingen en volstrekt niet twistziek zijn. Daarbij
komt dat zij„s wat Iiü|voedsel betreft, met eene zeer eenvoudige behandeling tevreden
zijn; ifiSh voert ze namelijk met wit zaad en bij afwisseling met gekneusd
hennepzaad; joiig groen eten zij gaarne, voqral muur- en kruiskruid; elzen-,
en tlii:s/aal^^ ^ ^ ^ nié’dië^ tot hun lievelingskost, en hunne belustheid op
laatstgenoemd Voet^^^pv^iksrlnjijlijk de re eten; waarom men ze, in verschillende
streken* van fn ? 3and, , noemt.
ijA'De m a n n e t j e ^ i n gfef dnpnst hap spoedig hunne roode kleuren; ziet
men er'„dan m hun praqhtkleed, dan kan men er wel zeker
00ld wa?en ’ want» zooc*ra zy
-gecadgenschap p «li■ u iM H S r a til r a j f e rofld^borsL- en bovenkopveêren niet
■meer#Vvooi"(bijn zi] 1 dipen/ü;m%èm^udig^maau w of flets ros, •
De vdouvjèrV^Sjéi,inen in ffit najaar' vangt" ënsdie hunne zomerveêren afge-
-wpfpêti liel^f’n woiden dooi de vogehin Gi i.mwe Kneuën genoemd. In het voor-
jaai daau*'ïitL%on vangt fnen de" ^ r ^ ^ p ' d u 'V d a n juist beginnen te kleuren,
en dan Sqjmt men ' Kneuenf'V:adtaar dat de;m#ste vogelliefhebbers
ze VOor v e ^ ^ jm -nde soojten lio u d ^ S |4n'";wti6e -.meening zij echter spoedig
nèrugkomln. /óo ^ blei hts liet. g S ' ’iieh.Ben.. dm yog|èlanger dan een jaar te
‘.-houden.-
DikwijlSestrijken de.vogelkoopus de borstvëêren dezer vogeltjes met rooda
a rd e ; zij" doen dit'ook aan de’ w i j f j ^ & d a t é r ^ o r v ^o p p e rv lak k ig beschouwer
zeei'rveel kans'bestaat ,1^ 1. den, tuin geleid'te worden.