D Ê . » O ER D PLEVIER.
CHARADRIUS PLUVIALIS.
i d i’t 11 M i . ij in'iiii \Z '* \ 11 * 1 * en zyn
m i”d ir’-Lji I ii niillifl Mi^^ i5li'lt*/i| » "is iiii i ïèn*, een vrij
korten- h< V X^w^fhlt-iy.oi ci@ ^ iiy if l i^ ^ r u ^ e n - spilt®. lange vleugVf
1U| |f 11 ‘J1 ° ^ fluint *-n 'leppennen
/I lil‘ 1 |’\M|I . l \ f f kT.Ï I I jiïl< i uil 1" *14, 'jlL’ 1 '-I 1111 11 1 11 *• Ifevieren’
/ ï j n t ^ l j p V ^ ^ S f / n e . w J i d s ' M s f h i f t r j V m ljai. -biwvi gingang Haan voedsel
j^btdat ml* ■dakkenffi.woiam rh <n'1 kTcimrctW ^ ^ i , wélke z |fu t m o ^ s s ê n iin het
siljL dPfSi meien. ot <uui -lut zeestrand'v|ndhn^'bj3niithg^ ‘-ooi feil, die in drooge
linSvlakten1 of'in dt duim n l u ,o i ^ t i ^ f n vStJraboJd/iakehjk met? sprinkhanen.
' *•. De" Goudplevjpr, H.tjjdümLcn» hakende jdgtvoge],vbewoont, behalve’ons land,
h e f Noordelijke', .'^en m 'd u f winter li. I ZuidthjK.^ gudëcUttfvan Europa. In
Nederland’ komt zy hpoldzakelyk óp-dong trek voor, zooddt wij haaf gewoonlijk
slechts.'in haar winterkleed te zien k H j|^ ^ om m ^ e voorwerpen* schijnen echter,
"ofschoon onregelmatig, ©ns ook Hes'z'oraort. te beVcTeken, althans nu en dan worden
fjr^ rö e ije rirte paren 'aangëtroffen.
De hierbijgaan'de- afbeelding stélt |% v mannetje in zijmzotrórkleed voor, hetwelk'
%i©H 'zijn^^^erÜeéd^iOi&^s^ei'dV door hef-zwart r èn wit van
kop en óhdérdeeléiï^ en $;>-■ meer goudgele, tint op rug. en vleugels. Het
wijfje heeft ^dezelfde tinten*, "ala h e f mannetje i n -wi p t e r | l ^ d . Het zwart aan
Jarigen, le e |;§ i vefder|‘lhn|eM^eiën komt, i^;KM'',|r^ege v ö o r j a ^ ^ r verkleuring
te voorschijn,Hen. ofsr hoon dit hijgd^mannetjes vóór den Broeitijd geschiedt,
is evënweKde verkleuring- Bij wlïSbhiUêd|e 'VOO]^ .zeer ongeüjk: sommige
heïibèn namelijk hun volkomeri kleë’d ^ t ^ i ^ in Maart, andere?.eerst-in Mei, en ikr
heb er twee, gezien, gelijktijdig geschptën, waarvan de eene reeds geheel zwart