DE WINTEKTALI f ta
im m m i — a i
, • TalinguS1'z-ijn nietAknders:d,i]iri nd< n >li>s,; Wegens-hare geringere grootte,
■alt- eene«^\])izith'/,e.lt'.stifiirnlu^nr-öi'p-l'iebVhouwd ’worden?
Ef bestaan tem myjprdig v öisi Lillende ondergesldcbten wan'Talingen, b. v.
ddj CatQllfle^ e a V Va ai j »-‘'t-c * * meestal als Atoxspühiïp&iïj~4^ ffalériauldta be-
>p}ïrew ii' w$i-dt'ïi$',M<'n licMt ‘.goudgronden, Vden-Zölfièiftlliüg', eVèn als vroeger,
A»n\ qint'qneihilqAi'' blijv^iy%gëtti’fej doeH^M ^interfelffl^, in plaats vanböm mede
mei, rienKnaaid A nas*$Jec’ffl,>Mn'f®jLuïdeii, als een -ondergèslacht wan dén eerstge^
noemde-1 fr<tfre&( houwen zdodal hij'dan Ook JhanVt'geWlVöhlijk QuerqueMd creeba,
héét'1. -
" fj’Ini-;Emtdpa‘ Uomeü slecM^IW'èb sOorten* van Talingen voor, namelijk, de zoo
fevén:* genoemdd Zonter- en*Wii)|ertalirig. lag^ct&Jjp'zijn de Waaijer-,' de Earoline-
ysarde Bahamad5endSK(.4mw >bahdmepms).[^
f e ïle Wintertaling bWroordh’ No^rd,* en Midden-fE«fr|rpa en bezoekt ons op den
fcetóf«%$terugtre£. Dikwijte/'i^^'KiMj gedurende ffigt koude jaargetijde öpgemerkt;
'e'ifr d.alryah" -sd^jnt«' dan ook rzijtÉjmnêïêIè'*ndam 'afkömstig jfe'^zijn; maar eigenlijk
jeunnem wij deken vpgél g.gdurendè‘*hpife geheeleiyaar ; in wele streken van ons land,
-d^k broeijende aantreffen.
Het; aantal Jndividuen,, welke: men omMcéetó den trektijd bier kan opmerken;
is;j. steeds ■ aanmerkelijk gf4#ter:, , dan het aarftal broeijende Voorwerpen. Soms komen
err-iik het 'najaar- Weinig bij -C|nsa overp. of zijn zij zelfs bijha in ’t geheel niet te
zien; daarentegen worden- er s(5ö[fcin’’Februarij en Maart, óp den terugtrek, dui*
zen.den geyahgen en geschoten.
.■■' De beide Europesche Talingen overwinteren in Zuid-Europa en Koord-Afrika.
Men heeft: deze vogels, ook in Noord-Azië aangetroffen, en, ofschoon het niet zekér