Is,- wordt^toch 'door -de' meeste ofmthofo'gen mfdel'stüld, dat zif ÜahclffëWn .als 'in
'Europa, naar warmere -stfeken-vei huizen, itzpnderVwemvel.' hun- werebldtel r-
-laten. Hoogstwaarschijnlijk zijn dus* d e® Europa*' letenile Talman uitsluitend tot
dit’ werelddëS|^ef)êrktc eyeTi al«„de \zialj£cjfp/üil'duitpnd in .kzió i’hui- beEnJjfeïu j
®j©e “Wintertaling- i^pTaVf beiïj^«tf$fcfeJiV Jie alpornpórt«te^*In d&^fbee«^ ’öp/isten
is Int een hnaije \ogol De mannetjes zien i ui hun n II m ri IJ ' I n i n n !
eyén^als^de wijfjes' ijit. Het wijfje-^öndef scheidt-^zich j|l|>r;ha,ir meer “eenkleurig
gtyètfefte, eM^w^apöpbr'dien bij haai do-kdpvreH n^gfaauw gespiklwld zijn feP"-
wijl -hèt-hnanne|^|®^Ed||dhruin heeft. Hg^uif’enge^b^ïi lij'ftgV \\ii'té':pa3 zwarte
streepjes,-'dil1 zidi hij het niannêljd n|ip^bovendeelfufa1~iM^ng,Va!cf e r grijze'glint-
'vooi; doen,'^nee.fnt men hij heUvjjfje nn t waai . ’-"hare hoiendeelen'zijn d'mkeraiaauft',
iedere vê'êr met eërje-licht f ossèr^öf^vuilwit te zdom-V'mi^ëi^'bchtevUek in j|j|i§
midden van-ie’dere vëfléPHln vele'opzigten 'gelijkt het* wijf,jt'*'i'an doïi»iW-ifitortalingw
'naar dat van Öë^verjvante feóört v(deri ZomeTlahn^iff zoodat •-men. ookluhkwiil«'
het eene voor het andere aanziet; evenwel "is hebWei^hiMu««rhbu|fb"( rde'nv««pi)t*dig
te merken,- vooral ■ ddèrdien,het wijfjé*'van laatste noemde |l^M<t^stëf,(J-ègruotei'
van- stukken zwaarder en breeder van bek is;terwijl de klmrw tn hur^ligdnam'
meer naar hetrbruine trekt; voortsf heeft z ij‘■ot'ne liHiteyvtri'w'tibéwh^ej^T&Aan-
dëre onder het oog, en„den'Jhqvenkop donkefdei, de keel hditei *.dau het wijkje!
van den Wintertaling; hare 'riigvëëferi zijn, •olsrhoo'ïi "feuurne* knVdPy^a’au^ en
liblif- gezoomd, doch" i'é lichte «vlek inb jedé£tt'-y?e|ler' Shtbi-cek^r’Tfpt?,- opmerkelijkst
-verschil .tusschen beide’rsobp.fën, zoowel- bij m&nefjesiëls hij: wijfje^pbestaat daarin,
dat= bij. den Wintertaling- de'Mèine vleugelpennéxr>ged'ffèlfélijk gtrmmendügVo'.riV/Lin;
men noemt dit in'de- jagerstaal „spiegelden 'dezgt spiègel, nu ontbreekt ibij den
Zöiriertaling.
De Hier afgebeelde vogel st'ëlt- een-mannetje im zijn fbrudoAslde’ed^örir. Na
den broeitijd verdwijnen de fraaijé 'Kfeürën -langzamerhand/'ien'ged'ürende den trek«
tjjd zijn meer tgelijkkleurig ?r,0fschoQn'*6óch de bruine(Jkè,pT^hnJfraaijeiil
rugyeêren met-de zwartee&trepen aan de schouders bij--het mannetje; gedeeltelijk
vertegenwoordigd blijven. In dë: meeste getallen zijn bij het- mannetje,.dé nanking«
kilgurige. onderste staartdekyeêren aanwezigib <•
De Wintertaling - heeftrmeestal reeds in Februarij-zijn volmaalit^sgeyèdërte;
yyant reeds dan begint hij, te paren. Hief té lande gësdhiedt dit -zelden vóór Maart
en ;,worden , det-eerste ^eijeren , in Maart.; of • April gf'elegd--i ’-F/vën a|f?ibij de
mv.KttN*Èen(!^-fiet|B|®lft|?1, bcm°Hiwziehi»Bêt- mannetje- wéinig,of niet mét zijne
'n,iKfinTklihifst hj b.11, fn t, nest te vinden.
Men vindt hei«fnési d it $ trokken grashalmen en riet of biezen bestaat,
M s j } wfimiaM t ^ e ^ 1 iv icren Elk broeisel bevat gewoonlijk vijf
a ; uil'w 1 lr,,-ynn |kl|u?"5;;X^tiï.^^^-yals jjïe^ van den Zomertaling,
\rfn^< f g lki$pn onderscheiden: die van de
■hiér ~'a feu / i 1 ïi ;nann h jk j^ ^ ljB d e in e i
in . hu-f l |T O ^ cP'dylidhJj^y j am. de d^Urdeelen, iets donkérder
aan .'dVirj&efe.' D e ^ ingiuiyeH/keqi zijn flets geel,
l l ^ a'fèbdtn; 11 o ^ g 1 födjfcifp P ^ den. wortel der
^ e h k a a k . lan-r--ithj^TO^ , lot <i®pr m dm nek-
1 tPn hei naj.iai £hjrr a l l e e w e l \ooraldoor broedjagers,
o p ï^ bM w i^ ^ ^m ja k t /fAh Ij ie t -w al e r; la ■ ochtends ■ vroeg
M f c ^ f i i p B v o n d . nji‘1' ®y .mp^ijelijk anders te
n jv^n^dad^iiilrgi n /ïj^g^d^nmd^bet gi ooKte ^Ê.e.lU'11 a n ^ n dag onder het
'Jv;, ' ^ E T i sAl ^^rel-oir^den-i i^ ^ elijk E ^ d^min l^M.t-o£guttapercha nage-
' 'HoJ|FJ.i:, t^ErpigeJe%enden,*ftó3^^^^^.n4jÈvv.()rilt meir yp;>poediggF.£aeëster. Wan-;
'M%|de- laljin&m mrgr,opten getale tiefvki n, kan nienp d ik ^ ^ y a n het yreiland af,
lang" dê waüikantrnrópjïgén en in,de ilur k.\-g^f e n \ls «winters de binnen-
\%ah alq, diglFmroibn^mm, k ni#,mm z^gbuiak^ikei te zien krijgen';-'want dan
vlicgrn /ij-ïjfeli(ffl^j!i^'nn dr, Mhe pfaat®iiar de andere, ^ p r - eemwak of
vater|5jï^ssclien^ét’'.iKl. .da'g;7p^gn-;7j|^ p u 1 óen jy^lugfapoFd, doch-na epnige
f'lfagèn- «trènse \.,or^t Vfhmzi n*w7ij naar def nog^^^mende ïivieren of naar. het
' kf esItiandH
Hun smakelSjk'-flë^cTi'/fflnoeg- gekend én welfcle^rüaamsté reden waarom
; gto-ze Ift de ZÜ IH(jesta^ scbuw,
doch al« mm z^jong in; ge/e^chap-ïian houd# worden zij
sp%®ig .malden, zijn 'dahiSzepr- lever£(|ig%'Vpg^tey
Men beeft bastaaMen van f e d |f KÖaftën^V^^bipn.^ p^ook van een Waard
van de Waaijef^|d£ fpiasr gal&rimfata) met detËéógd (het wijfje) van den Wintertaling.
De eër^tèiF wëben I^Vrijhei^; de laatstad-in gevangenschap geteeld.