Het onderscheid der seksen/bij deze vofeltje/hestadt daarin, dat de volwassen
mannetjes een zwarten bovenkop en keel, jvtlten nek^n ^donkerdei Grepen over
jmg eü vleugelpennen hébben* terwijl'.daarentegen -bij ’de' widjes bet /wart aan
den kop en het wit van dëmnek ontbreekt; ook zijn hare kleümi mm eentoonig
bruingraauw pver het ligehaam, en' 'bfuinachtig^ ^nin of*m«el\ge\Iokt, aan den
kop, met eenë donkere "streep langs de'kiel cn ten. Inkte stm p bovui do oogen.
3>es zomers is de bek van bet mannetje blaanwzwart? in de/andere'^aargetijden
daarentegen, even als die van het^wijffV boornkïeurig.
De'Rietgors broeit tweemaal: in Mei en omstreeks de helft van Juiïj. Zijf bouwt '
^ b a a r nestjian den waterkant op dea-grond, 'meestal lu h n I in li ikl nji 1 1 randnetels,
Soms ook in uitgedroogde moerassen op den gnön’d tussoboïibefwet. Het ikwH^
groot, van worteltjes, fijne-mos en grashalmen vervaar digd-eJÉn birinen mStïdunne.
grasstengels en paardenhaar gevuld. - Elk broeisel bevat'4 a (j' ei j< bijna
even als-die “der Geelgors uitzien, maar iets-kleiner vanjstük
trekt iets. meer naar het 'grijze of blaaüwgm m>, on diAlirpui < rifbault |et, zijn”
'f—breeder en donkerder, ^ a ^ l e eijeren der Rietgors 'dikwoif in gioolte ( ïrkleur
eenigzins v ^ e ^ _ _ ’tgeen ook bij die d ^ Geelgors het g n a l | | kan T u en ^ h j ,
■ alhgt in 1 beidé eijersoortenAveïgissen. Evenwel kenmerken zich die dci: Rietgors
steeds door hunne donkerder en zwaardere strepen. -
De jongen hebben bij het verlaten vam-het nest de kleuren hunner.,«loeder;
-doch na den ruitijd (Augustus,September) kunnen do seksen i.eds «j&isVhuden
worden, ofschoon dan bij de'mannetjes dofzwarte g d é l& d a n dén kop k /lic h te .
zoomen hebben en het vvit in den nek mindër uitgebreid
De Rietgors voedt-zich met zaden j | | ^ éV e f - in s e c te n £ |p 'f t worden
hoofdzakelijk met -inseoteTgfootgebragt. lm he^voorjaër eten zij j § e bloesems,,
en jonge bladscheufen, en ’s winters zaden van lag(Tplantendtf
Het gezang der Rietgorzen bestaat aUeen in/een, zacht geklf|Jy,en haar,ge-'
w o o n g ro e p klinkt als „tzieng tzieng”, dat ntj- eens naar d a t ^ n den Krèkel,.
dan weêr naar dat van. déf/Geelgors'gelijkt; zij k e n zich .echter,”zelden 'hoorenj
alleen vroeg in den ochtend -pE; in stille-streken. ‘Voor ’t overige., zijn:; het '
zachtaardige vogeltjes ;^steeds zijn zij in beweging, k meestal z i e tW z é j&onw--
melende aan de^üiterste punten van -rietstengels-of lage takken.
Jn~liet najaar vereenigen zij zich met andere. Gorzen en >metl Vinken in
welker gezelschap zij dan ook gevangen worden, o f de voge lm a rkte n ^ .
Mj. dikwerf zqo menigvuldig, dat zij tegen één stuiver het stuk verkocht
'worden.
De' vogelvangers noemen z'e.'oo'k Rietvinken, Riet- en Slootmusschen, en,
Om haar „pen fraaijer voorkomen tegggeven,' knippen zij haar eenige der zwarte
acliterk' • | > ‘f > ii’ \\< u,
f -dn' -g^ifigt^jphap
dan wat jokg- gfpénf''
’\vaariMof de witte ring breeder wordt. -
houdt men, zef$iet besWrp witzaad, havergort, en nu en
Zij blii\(‘iff latfg.fpnhvw, sommige; worden zelfs nooit mak,
e n , afjknenf/ze^' mol /oigvuldig’ behandelt-, |zi|i’géh zij slechts weinig of zelfs in
’t. geheel mf ffifiF