a s
DE BO SCHZANGrEK.
PHYLLOPNEUSTE SIBILATRIX.
- ■■ De "Boschzanger, of Fluiter, dien wij bij. de beschrijving van Lente- én Zomer-
zanger reèdS-hebben aangehaald,'is,djier te lande minder algemeen, dan in België
en Frankrijk; nogtans vindt'men hem iederen zomer ook hier in de boschjes en
pla'ntageS'i .soms *-oók in tuinen, doch gewoonlijk minder talrijk, dan de twee straks
.genoemde soorten. Hiji „verschilt van beiden hoofdzakelijk d^pr zijne naar evenredigheid
langere vleugels, langer .ligchaam, kortere pooten en helderder; tinten.
Gelijk zijn haam aanduidt, leeft hij ip hosschen en verkiest hij streken met
digt geboomte boven duinen-en beplante straatwegen; vandaar, dat dpze yógeïtjes
hier te lande minder talrijk voorkomen.. Gewoönlijk ziet men.ze alleen of, gepaard,
xdoch uiterst zelden in gezelschap van , meer voorwerpen of met andere «soorten.
Het mannetje verlaat zijn broeijend wijifte dikwijls tot op zeer groote afstanden,
zijn steeds bevallig liedje zingende. Altijd is het in beweging; springen, vooruitschieten,
haastig een klein insect wegpikken, ziedaar zijne geregelde dagelijksche
bezigheden; en dan weêr worden de veêrep uitgezet, de kuif opgerigt en een
hieuw aceoord aangeheven; en zoo gaat het-yoört, van den vroegen ochtend tot
in den namiddag. Inderdaad zijn de Boschzangers bijzonder lieye vogeltjes, en ook
huil zang, ofschoon kort en-uit dezelfde strophe bestaande, heeft iets zachts en
aanlokkelijks. Onder het zingen trilt het mannetje met den staart, slaat de vleugels
Schielijk op en neêr en steekt den kop regt vooruit; meestal verlaat het eensklaps
zijne zitplaats, zoodra zijn liedje isuitgezongen; zijn loktoon is een zacht en
zuiver, zeer gerekt „foeiet”. Lièfelijk en helder zijn ab.de toonen, die het voort?
brengt; zacht en bevallig, even als zijne bewegingen* even als zijne kleuren zacht
en bevallig zijn.
Uiterlijk verschil van sekse is bij deze vogeltjes niet waar te nemen, doch