
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 73
Het algemeene Kenmerk der Ham-Doubletten is , eene driehoekige en
platagtige, aan ’t eene end Puntig, aan ’t andere breed uitloopende, Schaal,
die twee gelyke helften hééft, welker Scharnier aan de ééne zyde is , en enkel
uit eene famenvoeging der Kanten door middel van Peesagtige Ligamenten
beftaat. Met het Puntige End fteeken zy in ’t Zand o f in de Slyk, en daar
van noemt menze in ’t Hoogduitfch ook wel Steckmufcheln, dat is Steekmos-
felen. Voorts hebben z y , aan de zyde tegen over het Scharnier , een aan-
zienlyk bosje Haair, als een foort van Zyde, die zelfs tot hetweeven van
Handlchoenen en Koufen kan gebruikt worden, en die men, in Italië, dik-
wils daar toe bezigt.
De Ham-Doublet van deeze Plaat valt niet veel grooter, en is uit Ooft-
indie afkomflig. Men heeft ’e r , van dit flag, die fterk gedoomd o f getakt
zyn. Z y is veel dunner dan de gewoone Ham - Doubletten , en regelmaatig
geplooid, van binnen Paarlkleurig.
In ’t Eerfte D eel, bladz. 1 3 , hebben wy gefproken van de verfchiüend-Zaagert-
heid dier Donbietjes, welke men Zaagertjes noemt, om dat zy kleine Tand-^?'
jes hebben aan de binnenzydé van den Rand. In de Figuuren 2 , 3, 5 , van
deeze Plaat, vertoont zig dat onderfcheid uitwendig; alzo het eene flaauw,
het andere fterk geftreept is en gebandeerd , en de derde met breede witte
ftreepen, die van het Scharnier a f komen, als de Zonneftraalen , getekend.
Sommigen zyn eenigszins geel, anderen Uaauwagtig o f Violetkleurig van buiten
en inzonderheid aan het ftompe End , dat eene Hartvormige gedaante
h e e ft, als in Fig. 5. Hoe donker Violet deeze Schulpjes wel eens van binnen
voorkomen, is uit de afbeelding Fig. 4. blykbaar. Zy vallen ook grooter
dan deeze. In ’t algemeen zyn zy dik van Schaal en behooren tot de genen,
die een volmaakt Scharnier hebben, ’t welk zig in de eene helft, Fig. 4 , vertoont.
Deeze Doubletten komen uit de Weftindiën.
De Poffer Doubletten , waar van Fig. 6 , de eene helft vertoont, wordenBmtae
thans, van fommigen, half Gefcharnierde genoemd | om dat haar Scharnier, p?"eS‘
gelykerwys in de Arken, flegts uit een menigte van kleine Tandjes beftaat, in ’
wier uithollingen die van de andere Schulp fluiten. Zy zyn ongemeen dik-
fchaalig en aan den Rand ook zeer gekarteld. Uit Zee komende zyn zy ruuw
■ en met een dikke Korft begroeid, door wier afhaaling, en door ’t polyften,
zy een fchoone Glans verkrygén. Men vindtze dan fomtyds geelkleurig eh
effen, fomtyds geribd, bont en op 'verfcheiderley wyze gevlakt en geftippeld:
doch deeze is geheel Kaftanje - bruin, met witte Streepjes, die van den top
van ’t Scharnier afkomen eh Van dergelyke Cirkeltjes doorfneeden worden. De
Kleur is van binnen wit o f witagtig.
De Doublet van Fig. 7. fchynt tot de genén te behooren, die men in ’t Gladdè
Franfch Czurs o f H arten, in ’t Latyn Cordiformes, eh in ’t Nederduitfch f/art-Nagei-
gelyhnde noemt. Zy is te langwerpig -, om een Aardbey - Doublet te zyn, Doublet.
L 2 en 's' 7'
|FfFW!JMT:ÏFlMFW:ÏFJPiH H H H H H H R
.If yI,