
T.lbjLV.
*■ * «.Mbi
H O O- U E N S e n S C H U L P E N . s i
en tuiïchen dezelven, loopen zeer fyne Groefjes, die de oppervlakte ruuw
tnaak'en op ’t gevoel. Het Dekzel, hoewel vlak zynde, is op dergelyke wyze
doch platter geribd, en insgelyks met een menigte van Groefjes bezet. De
Kleur verfchilt een weinig van die der Schulp en ziet wat meer uit den paar-
fchen: doch men vindt oneindig verfchil in deezen tuiïchen de St. Jakobs Schulpen.
De platte helft is aan debinnenzyde doorgaans gelyk in Fig.2. op de
Vierde Plaat getekend : aan de buitenzyde heeft dezelve dikwils op ’t midden
een bleekeren o f byna witten Band, en voor het overige minder Vlakken, dan
de holle helft aan de buitenzyde heeft.
Fig. 3 , vertoont een aartig flag van Hoorentjes, die men gemeenlyk Hoog- Hoogmg;
ruggetjes o f witte Jamboefen noemt. Z y behooren tot de Porfeleinhoorens, en getjes.
in ’t Franfch hebben zy den naam van Pourcelaines boffues, om dat zy als ge- ^ff'3 ’ 4'
bocheld o f gebult’ zyn. By de twee enden, zegt Hu m p h id s , ziet men aan
dezelven een bleek.wit Korreltje, in een Kring ftaande,als een ingekafte Paarl,
en daar by een ligt rood Plekje, ’t welk door den tyd verbleekt. Dit wordt
aan de onze zelden gevonden, en de Kleur is fomtyds geelagtig, fomtyds geheel
wit als in Fig. 4. Ook vallen zy weinig grooter-, dan deeze Afbeeldingen.
Y v e t i e n d e P l a a t .
Zulke Hoorens, welke Kègelvormig zyn, doch wier zydén niet règt loo- PortoBel-
pen, en die geen Vlakte hebben aan den T o p , zo dat zy zig veeleer Eyvor- ■ ■ ■ &
mig verwonen, gelyk Fig. f'rj op deeze Plaat, worden gemeenlyk Dadels ge- ^ j u
noemd. De naam van Rollen, dien fommigen ’er aan geeven, is niet zeer eigen.
Deeze noemt men naar deplaatfen, van waar menze gekreegen heeft,
dë Porto. Bello- o f Porto Rico-Dadel, in 't Franfch ook wel Rmtleau de Panama,
Sómmigen geeven ’er den naam aan van Porphier-Dadéls, naar 't Franfch woord
Porpbyre, doch die, welke men in 't Werk van o ’ A r g e n v i l l e PI.’ 13. K ,
onder deezen naam afgebeeld vindt, fchynt in Tekening te verfchillen. De
onze, wegens dezelve Ook, niet onaartig, le Camp 'Pure, dat is de Turkfche
Legerplaats genaamd , is buiten twyfel de gêne, welke G u u i h i e i i Tab.
24, P,. afgebeeld heeft, en die hy noemt: „E e n groote Rolagtige Hooren',
„ met de inwendige Monds-I.ip gerimpeld, van binnen witagtig zynde, op de
„ Rug bleek Vleefchkleurig, daar een zeer fyn bruin Lyntje overal pnregel-
„ maatige Driehoekjes in maakt, klein en groot, met verfdïeide andere hoe-
„ kige Figuuren onregelmaatig Netswyze omfchreven: terwyl de Hooren , by
3, dé groef dés Mónds, blaavwagtig paarfch gekleurd is ” . Iéts- dergelyks,
C . 3 mo.