
a fc x z z r .
H O Ö R E N S en S C H U L P E N .
Z e v e n t i e n d e P l a a t .
In de eerfte Figuur, op deeze Plaat, komt een Hooren voor , die taamelyk zetd- Gekn^n
zaam is en geelagtig van kleur. Wy noemen die, volgens het Werk van R u m - h®oreen®*
PHius, de Geknobbelde Belbooren, hoewel zy van fommigen tot de Kasketten Tab>
wordt t’huis gebragt. De geftalte is als tuflchen beiden, en zulk een Staart, als zy xyil.
heeft, ontbreekt aan de gezegde foort van Hoorens. Langs de Draaijen heen is Fig. u
deeze Hooren egaal gerimpeld o f gegroefd , en op de grootfte met verheven Banden
voorzien, op welken rondagtige Knobbeltjes geplaatft; zyn, die haar onder-
fcheidend Kenmerk uitmaaken. Zy heeft een uitwaards omgeflagen Zoom aan haa-
ren Mond , die van taamelyke wydte doch langwerpig is. G u a l t h ie r i betrekt
deeze tot de Trompethoorens, en geeft ’er dikke getepeldeftreepenaan, zeggende,
dat de kleur witagtig - geel is. Van d’A r g e n v i l l e wordt zy tot de Bel-
hoorens (Tonnei) t’huis gebragt, en vaal gezegd te zyn. Zekerlyk zal de kleur,
gelyk in andere Hoorens, wel eenigerraaate verfchillen.
Die Schulpen, welke m Fig; 2 en 3 , op deeze Plaat, zyn afgebeeld* noemt ?fe0o‘
men gemeenlyk Zee*■ Ooren, in ’t Franfch Oreilles de Wier. Zy moeten veeleer
tot de Hoorens betrokken worden, om dat zy geen Doubletten | zyn, en aan ^ c
eene end een foort van Draay maaken , in welke haare holligheid uitloopt, die
naar een Oorgat gelykt. Z y zitten met het Vleefch, dat eetbaar is, gelyk de Kapjes
of Patellen, bloot aan de Rotfen vaft. Men plagteze ook lange Paarlemoer-
Schulpen ce noemen, om datzy niet zo rond zyn alsdezelven, en van binnen fchoon
gepaarlemoerd, komende daarin met die Schulpen overeen, dat er fomtydsPaar-
len in groeijen , gelyk d ’A r g e n v i l l e dit afbeeldt. Allen hebben zy wel
die Eigenfchap, doch verfchillen niet alleen in geftalte, dewyl men er vindt die
zeer langwerpig zyn, maar ook in de uitwendige Kleur, gelyk ftraks zal blyken.
Sommigen zyn van buiten alleenlyk graauwagtig, doch deeze, gelyk in Fig, 2 , is
aldaat fchoon groen en paarfch getekend. De Oogswyze gaatjes by den Rand
maaken ook deeze Zee - Ooren merkwaardig.
Tuflchen de Tyger- en Boter-Tooten komen, in de Grondkleur en figuur der Moesjes-
Vlakken , veele Verfcheidenheden voor , onder welken men, met reden die
mag tellen, welke ons de zogenaamde Moesjes - Tooten, in ’t Franfch Cornets
Mouchées , opleveren. Men bevroedt ligcelyk de reden van dien naam ^ want,
hoewel de Vlakken veeleer vierkant dan rond zyn, fteeken zy doch op den witten
D 2 Grond