
waar om zy de Mu/kk-Hwren genoemd worde. De Sebaal is zeer dik, en
eenigermaate geelagtig wit, van binnen in de Mond Vleefchkleuring, alwaar nog
meer van die ïnwaards loopendc Ribbetjes zyn, die zig als Tanden vertöonen, dan
in de Vespertiljes, naar welker Top ook deeze wel gelykc; doch de-Hooren, en
inzonderheid de L ip , zyn veel dikker van zelfllandigheid.
’t Geflagt der Oefteren (Ojlrea) , tot welken men alle zodanige Doubletfchul- laurier-
pen betrekt, die platagtig zyn en een onvolmaakt Scharnier hebben; bevat Schul- j g j
pen van eene zeer zonderlinge gedaante, gelykdePooKè Hamers , Winkelhaaken,
enz. Die, welke deswegen, zeer eigen, LctufisTblctdcn genoemd worden, zyn
zekerlyk van de regelmaatigften en fraaift gekoleurd. _ Daar, immers , de kleur,
in de meeften van dit Gellagc, zwart, of graauwagtig groen i s , hebben zy een
fierlyke paarfche Kleur en de figuur drukt doorgaans de Geftalte van een Laurierblad
redelyk wel uit: ten minfte in de genen, die zodanig gefchapen zyn als deeze
van Fig 2 ; hebbende in ’t midden een dikke R ib , van welke verfcheide dunnere
Ribben naarden Rand Ioopen, die op het paarfch met witte Stippen of Streepjes
getekend zyn. Anderen zyn ’er , die in gedaante nader komen aan de Haane-
kammen , wordende alsdan , om dat zy zig gemeenlyk aan Riet o f Rotting en
Boomtakken, of ook aan andere Schulpen , even als de Oefters, hechten, een-
voudigtyk Bladeren, in ’t Franfch la Feuille, getyteld.
Tot het Geflagt der Arken kan, wanneer men die van de Oefters afzondert, be- Haspel-
trokken worden de Haspel-Doublet van Fig. 3. Inderdaad , wanneer men een Doublet.
Schulp daar van op zig zelve befchouwt, zo blykt, dat die met kwaalyk gelykt
naar een Haspel. In ’t Franfch noemt menze, alleenlyk , VArche torfe, dat is de
fcbeeve en kromme Ark. Van de Arken verfchilt deeze Doublet in veele opzigten.
Haar Schulpen zyn zeer dun, van een graauwagtig witte kleur, en fluiten nooit
volkomen. R u m p h i u s heeft ’er den naam van Oflreum tortuofum aan ge-
De twee volgende Afbeeldingen vertoonen de fraaiften uit het Geflagt der Tyger-
Pennen, in ’t Latyn Strombi, in ’t Franfch Vis genaamd. Haare zeer lang-Pen.
werpige, ronde , fpits uitloopende geftalte is een genoegzaame reden van die *£• y
benaaming. Deeze van Fig. 4 voert in ’t byzonder, wegens haare zwartagtig
bruine Vlakken, den naam van de Tyger-Pen. De grondkleur is gemeenlyk
meer o f min geelagtig, doch men heeft ’er ook die wit zyn , met roodagtige
Plekken. Men plagt deeze ook wel dunne Tygerpennen te heeten, in onder-
fcheiding 'van dergelyk gevlakte, die veel dikker aan ’t onder-end zyn, welke
men thans Marlpriemen noemt. „ .
E 3