
je“bbet' d°ch welke doorgaans wit en zeer raar zyn. De Gieren zyn overdwars be*
Fig. 5. zet roet verheven Plooijen, die plat zyn en eenigermaate naar Lobben gelv-
Geel “ en‘ rünc‘L’ Mond betrektze tot de Purperhoorens.
Moer- ^an de etgentlyk zogenaamde Moerbeijen hebben wy op de Vyentwintigfte-
bey. Plaat van het Eerfte Deel de Afbeelding gezien, en aangetoond, dat die naam zo
Fig. 6. wel van de Knobbeltjes der Oppervlakte als van de Kleur der Mond - openinc-
afkomftig is. Hoorentjes, die uitwendig naar de zodanigengelyken , geeft men
ook dien naam,en_dit’sde reden, dathet tegenwoordige van Fig. 6, geel zynde
met roode Korreltjes, geile Moerbey getyteld wordt.
D e r t i g s t e P l a a t ..
Medufa- Onder dè aartiglïePatellen mag die van Fig. 1 , opdeeze Plaat, welgerekend'
T°B. " T ° r<?en' Men aan deeze o f defgdyke den naam van Medufa-Hoofd, ons
xxx**. datdeStraalen, uit het middelpunt, niet alleen byna rond zyn, maar ook allengs
Big. 1. dikkernaar den Omtrek worden en ftompuitloopen, even o f het Slangen waren.
Om echt te zyn moeit evenwel deeze Patelle, volgens deAutheuren, tweeOo-
gen aan den Top hebben. Zy is dik van Schaal, en imde geheeleOppervlakte als
gemarmerd met bruinagtig geele Vlammen en Streepen op een witten Grond.
Etgentlyk heeft zy twaalf dikkere Straalen, en twaalf, die dunner en korter
zyn, daar tuflehen: zo dat het getal der Straalen, in dit Exemplaar, vieren-
twintig is. Zy is niet hoog getopt en van binnen vuil wit.
Rondas- Het Patelletje van Erg, 2 , iszo gelyk van Randen zweemtzodanig naar een
Fig. o, j. ouderw'ets B? rft • Schild, dat men ’er den naam van Rondas je niet aan kan wei-
’ geren.^Het is Vleefchkleurig met bruine Vlakken, en, als men ’erdoorheen zier,
tegen ’t L ich t, wordt men ’erStraalen en Ringen in gewaar. In Erg. 5 worde
dit Patelletje van onderen, alwaar het geelagtig is , vertoond.
md-Pok lT>/ \ 3 n0mt een Schaalagtig bekleedzel voor, dat in ’t geheel niet behoort
3 j / tot de Patellen. In de verklaaring van de tweede Plaat in het Tweede Deel
bladz. 48, hebben wy reeds van zekere Veelfchaalige Conchyliën, Pokken o f Zeehokken
genaamd, gefproken. T o t deeze, die men ook w e l, volgens L 1 n n ze u s,
in ’talgemeen Lepaden noemt, behoort dat bekleedzel o f die Schulp, welke men*
om datzy dikwils op de Rug der Schildpadden gevonden wordt, een Schildpad
Pok tytelt. Deeze fchynt, ten voornaamfte, gelyk in Fig. 3 , uit zes ftukken Schaal
famengefteld te z y n , en in ’t midden uit vier kleiner Stukjes, welke aldaar een
foort van Kruismaaken. De Schaal zelf is w itagtig, maardeNa.aden en Voegen
zien uit den bruinen. Van binnen, gelyk in Erg. 4 , vertoont zig niets van deeze
Naaden, als zynde de Schaal aldaar met een Vlies bekleed geweeft, waarvan ds
rimpelige overblyfzels nog in ’t Oog vallen. De Top van binnen is roodagtig gekleurd.
0 ° °
EINDE v a n ’t DERDE DEEL.
& C. T/utZZer a-fz- n^x£r. fyenedt^.
fc.