
Roode
Pen.
5*
Wilde of4
Boeren-
Mufiek.
Tab.
XXIV.
Fig. i , 2.
Volmaakt drukt die vanFig. 5 , de gedaante uit van dat flag van Pennen, wel«
ken G u a l t h i e r i afgebeeid heeft en voorgefteld onder den naam van Turbo
apertus, fulcütus, met een verheven Band om de windingen gejïingerd, van
■ witte en Roozekleur Golfswyze gemengeld. De zodanigen worden, om die reden,
genoemd Omwonden Pennen, en de voorgaande Pen is ook van dien aarts
des wy deeze liever met de benaaming van Roode Pen onderfcheiden zullen: zonder
ons te kreunen aan de vinnige Aanmerkingen, die , door den Hoogdui'tfchen
befchryver van dit Conchyliën-Werk , op de benaamingen der HoIIanderen zyn
gemaakt: als meefc fpruitende uit zyne onkunde ten opzigt van de afleiding der Naa-
men niet alleen, maar ook ten opzigt van de Naamen z e lf.. Iedereen zal hier
van overtuigd zyn, wanneer hy ziet, dat deeze Heer de voorgaande das umwun-
dene Tteger-Bem noemt. NB. Tyger-Been in plaats van Tyger-Pen ! Moeten
zodanige ongelukkige naamverdraaijingen ons niet belachelyk in de oogen van onkundige
Duitfchersmaaken ?
De Kleur van de tegenwoordige Pen , Fig. 5 , is bleeker o f hooger Rooze-
rood, fomtyds flerk naar c Oranje trekkende , met witte Vlakken onregelmaatiff
gefchakeerd, en met zulke fyne zwarte Bandjes, dat zy zig, als o f ’er Garen op
la g, vertoont, gelyk R u m ph iu s meldt van zyne Strombus tertius, niet vanzy.
ne Strombus quintus, welke echter in kleur meer naar deeze fcheen te gelyken*
des dezelve ook door den Franfchen Vertaaler daar toe betrokken wordt. *
V l E R -EN- TWINT iG S T E P l AAT .
Wy vinden wel dat G u A t t h 1 e r 1, in zyne Rangfchikkingen, den naam van
Lochlea 1 yrtformcs o f Peervormige Slakhoorens in gebruik gebragt heeft, om de
Dadels en dergelyke Hoorens van de Kegelagtige dat de Tooten, en van de Cylinder-
j'gt'ge » dat de Rollen zyn, te onderfcheiden: maar het komt my zonderlingvodr,
hoe hy de Vespertieljes, en dergelyken, ook Peeragtige Slakhoorens heeft kunnen
noemen; daar dezelven baarblykelyk, zo wel als de Mufiekhoorens, tot de Rots-
hoorens (Murtcesyt'hms te brengen zyn. Behalve de Echte, vindt men zogenaamde
Wilde oï Boeren-Mujiekboorens, in Fig, 1 en 2 , op deeze Plaat afee-
beeld, wier Tekening wel eenigermaate naar die der eigentlyke Mufiekhoorens
gelykt, doch veel wilder en onregelmaatiger is , gelyk dikwils het Mufiek o f Gezang
der Boeren. Door haare Punten o f Haaken op den Rand der Winding- en
door haar geheele Geftel, gelykt deeze zodanig naar de Vespertieljes, dat men
haar