
Geknobbeld
Spillet
je.
Fig. 4.
Bafterd
Bisfchops
Myter.
m S'
Geribd
Spilletje.
Figt 6.
Geftippeld
Boortje,
ü f 7-
Gekroonde
Tepel-
bak.
T ab.IV, *
Fig, 1.
Onder de Buccina komt1 zeker (lag van Hoorens voor, aan welken men, wegens
de regte Punt, die zy aan de Mond-opening hebben, den naam geeft
van Spillen, in ’t Franfch Fufeaux. Z y verfchillen van de Pennen grootelyks,
die van het breedfte end al dunner loopen, tot aan den fpitfen T o p , gelyk de
Afbeeldingen op Plaat VIII en X X II I , in ’t Eerde D e e l, aantoonen. Dit
Spilletje is bovendien eenigermaate geknobbeld, doch zo veel niet als dat,
het welke d’A r g e n v i l l e op zyne Tiende Pla a t, by Letter L , afbeeldt,
daar het in Gedalte en Kleur, anders, vry wel mede ftrookt.
Op de Zesde Plaat, in ’t Eerde Deel, hebben wy een Bisfchops • Myter vertoond.
Dit Hoorentje van Fig. j , voert, wegens eenige overeenkom!! van Ge-
d a lte , den naam van Bafterd Bisfchops - Myter. Van fommigen worden deeze
ook wel Monniken genoemd. Het is geelagtig met bruine Plekken, en heeft de
Mond - Opening wit.
Het Hoorentje van Fig. 6, behoort mede tot de Spilletjes, en kan den naam
van Geribd voeren, zynde op een witten Grond, overlangs, met Oranje-kleu-
rige Vlakken getekend.
Dat van Fig. 7 , is een Geftippeld Boortje , zynde, op een bruine Grond met
veele witte Stippen als befprenneld en de Mond-opening, die het heeft, is
ook meer bruin dan wit. Het heeft de Schaal zo dun, dat de witte Stippen zig
daar door heen vertooneu.
V i e r d e P l a a t .
De Gekroonde Tepelbak werdt van RuMPHius,onderdennaamvanGekroon-
de Bak o f Kroonhoorn, Cymbium, aan ’t hoofd van de Tooten, Folutie, ge-
plaatft. Men kan naauwlyks begrypen, hoe hy daar toe gekomen z y : dewyl
de Geftalte zo zeer verfchilt. Hedendaags plaatft menze, met d’A r g e n -
v i l l e , onder de Blaashoorens, in ’t Franich Tonnes genaamd, van wegen
haare rondbuikige figuur, en wyde Mond-Opening, die dezelven naar een Bak
o f Schepper doet gelyken. Ook verhaalt R um ph iu s , dat de Indiaanen, na
dat zy het Dier, daar in op Kolen gebraden zynde, ’er uit gegeten hebben,
de Hooren tot een Nap o f Hoosvat gebruiken: ’t welk zy gemakkelykkunnen
doen, alzo er vallen1 van veel meer dan een Voet langte. De Kleur isge-
woonlyk geelagtig rood o f uit den geelen, mi fommigen zyn zy zeer fierlyk bruin
gebandeerd o f gevlakt. De meeften hebben een Tepelswyze uitpuiling aan
den
j b i H t r l H H H d fr-AE-4 1 - 4 ër-s fr-ë, t - i r - i i fM T u i ,