
Tulp. Onder de Bruinetten zyn foramigen, gelyk wy hier voor opgemerkt hebben,
Fig. 3. Rolagtiger dan anderen, en dit maakt, dat eenigen Bruinet - Rollen, anderen,
die Kegelvormiger z y n , Bruinet-Tooten genoemd worden. Gedagte
benaaming, van dergelyken, die bruinagtig zyn, gelyk Fig. 3 , Plaat 1* , af-
komllig, wordt ook gegeven aan eenigen van dergelyke Geftalte en Tekening,
doch die in de Kleur niets bruinagtigs hebben, gelyk de Goudlakenfe R o l,
van Fig. 6 , Plaat X V I 11 , in het Eerde D eel, en deeze, die, wegens de
fchoonheid van haare Kleuren , in ’t Franfch la Tut'ipe,.dat is de Tulp, genoemd
wordt en deeze benaaming mogen w y , in ’t Nederduitfch, ook wel
overneemen. Het blaauw en rood, immers, maakt op den witten Grond van
deeze Hooren een niet minder fchOone mengeling, dan in die Tulpen, welke
wegens haare fraaiheid zo hoog in waarde zyn gëweeft en nog ten pronk ver-
ftrekken van de Bloemperken.
Spookje! T o t de Tooten behoort ook de Hooren van Fig. 4 , welke men I wegens <fe
Fig. 4. ongeregelde Figuurmaaking op een witten Grond , het Spookje tytelt. Zy is
veel laager getopt dan de voorgaande, doch wy weeten, dat dë meer o f minder
puntigheid in deezen eigentlyk niet behoort tot het Kenmerk van de T o o ten
, waar van lommigen, gelyk de Harte - en Tyger - Tooten , aan het dikfte
end als'vlak afgèfneedeh zyn.
Geele In ’t Eerde Deel, Fig. 2, Plaat VII, zagen wy een Bonte Eijer - Doijir;
Eij«- hier vertoont zig eene die Geel, ja zeer hoog Geel is. Van deeze komen ’er
®oiier- VOor die bleeker , als ook die Leverkleurig en op verfchillende manier geftip-
ttg' s‘ peld , geflreept, getygerd of gebandeerd z y n , waar van d’A r g e n v i l l e
eenige voorbeelden g e e ft, op zyne Zevende Plaat. Op de Twee-eir-
twimigfte van R u m ph iu s komen ’er ook verfcheidene voor, welke die Au-
theur onder de Cocblee vakatm betrekt. Sommigen zyn ronder , anderen wat
platter, doch zy komen allen overeen in de Mond - Opening, die halfrond is,
en behoorenderhalve tot de Halve Maan Hoorens,
N s g e n d e P l a a t .
Gsoene In het midden van de Derde Plaat, in het Eerfte Deel, zagen wy een door
Knobbel- afhaaling fierlyk gekleurde Knobbelhooren. De bovenfte Figuur van deeze Ne-
]“ oreln- gende Plaat, vertoont een dergelyke in haare Natuurlyke groene Kleur,doch
Jte' i uit de Weftindiën afkomftig , alwaar men ’er , zo wel als van de Nautiliiffèh
‘ en Tepelbakken in Ooftindie, Drinkvaten o f Scheppers van maakt, om dat
»
S-f. O .^T) ie -teJcA ad ?z4c.£: pntuctir-.
IHPNHHHNHPHHHHHHHHHNHFJWiMRI