
II O O R E N S EN S CHUL P EN.
E l f d e P l a a t .
T)e middelde Figuur van deeze Plaat vertoont een Vlerkhooren. Alle die Vierk-
’Hoorens, welke de Lip breed uicgefpreid hebben, zouden deezen naam voerenk°°raiu
mogen, doch zodanigen, in welken die Lip minder Vlerkagtig is, en meerX£*\
naar een Lap gelykt, noemt men in ’t algemeen Laphoorens, en onder depig. u
Vlerkhoorens worden de genen, die deeze Lip met een aanmerkelyke Punt
hebben, wederom anders getyteld. Dus hebben wy ’e r , op de Vyftiende Plaat
van het Tweede Deel, gezien, die men Kemphaantje noemt: anderen, die nog
langer en Vingeragtiger Punt hebben, heet men Wyzers, hoedanig eene ons op
de Twaalfde Plaat van het Vierde Deel zal voorkomen: maar de zodanigen als
deeze heeten flegts Vlerkhoorens o f onvolmaakte Wyzers. De naam van
Ezels-Oor, dien deFranfchen gebruiken, zou aandezelven ook metregt gegeven
kunnen worden. Zy zyn niet zeer derk geknobbeld, de Schaal is ook zo dik
niet als die der Kemphaantjes en de Opening bedaat uit een dikke L ip , die,
aan de Staart als gekreukt is o f een weinig opwaards geboogen. Van binnen
zyn zy witagtig.
Schoon men geheel andere Eikenbouts-Tooten heeft, gelyk wy in ’t Vyfde Geele
Deel zullen doen zien, zo geeft men doch ook aan de geele Tooten, die over- Pjken’
dwars zeer fyn geringd zyn , den gezegden naam. Deeze vallen zo groot niet
als de volmaakte Eikenhouts-Tooten, zy zyn ook niet zo dik van Schaal, van ns, '3.
binnen wit.
Het Tootje van Fig. 3 behoort tot die van Fig. 3 op de Eerde Plaat van dit Geel
Derde Deel en heet derhalve een Geel Tapje. Het kan, naamelyk, niet tot Tapje:
de Geele Kaas-Tooten behooren, om dat het zo hoog getopt is, en van d eF‘s' 3’
Gehande Olyve-,Tootendus wegens de groenagtige Kleur genaamd, verfchilt
het ook byder veel. Zie Fig. 3 op Plaat VI. in het Tweede Deel. Men heeft
’e r , van deezen aart, die bruinagtig geel zyn, en,uitgenomen den T o p , dus
eenigermaate gelyken naar de Speldewerks-Tooten.
Van de Bakken, en derzelvér verfchil met de Rollen, fprSken wy op bladz. WoiMwk.
2 6 , in ’c Eerde Deel, toen wy aldaar, op de Agttiende P laat, een AgaateF‘S- 4-
Bak o f Wolkhoorn, vertoonden. Die deeze Afbeelding met de tegenwoordig
e , van Fig. 4 , vergelykt, zal daar een aanmerkelyk verfchil in vinden, en
zien, dat deeze beter den naam van Wolkhooren verdient, gelyk zy doch aanmerkelyk
afwykt van die Agaate Bakken, welke de Franfchen Ecorcbées noe-
P men,
frtMi h h m h p h h h m h h h WMIPfl