
gefchieden. In ’t een o f ’t andere geval zal gedagte Peesagtige Haart daartoe pLAATi
behulpzaam kunnen zyn.
Het Dier is eetbaar, en verftrekt ook dik wils tot Voedzel voor Kreeften,
Krabben en Robben of Zeehonden , ja zelfs van verflindende Dieren en Vo gelen
: des men dikwils de Hoorn o f Schulp , die men ook wel, by uitnce-
mendheid, Coquilje plagt te noemen , op ’t Strand ledig vindt.
P l a a t I I .
De hoofd-Figuur van deeze Plaat geeft een zeer natuurlyke afbeelding van'Plaat II.
die foort van Nautilus , welke de Smalkïelde genoemd wordt onder de dunne Smalkiel-
o f Papieren NautiluJJeh , dus genaamd, om dat haare Wanden , inderdaad
naauwlyks dikker dan Papier zyn. Dit geeft ’er zulk een ligtheid aan , dat S j t,
men 't naauwlyks voelen kan, o f men een Stuk van die grootte , als Fig. i ,
ja nog grooter, gelyk zy vallen , op de Hand heeft; maar het maaktze tevens
zo broofch en breekbaar , dat de ongefchondene duur zyn De Kleur,
is dof witagtig, trekkende fomtyds een weinig naar het groene, doch gemeen-
lyk zien zy uit den geelen , en , fchoon gemaakt zynde, zynze Melkwit.
De buitenfte holligheid maakt hier ver het grootfte deel van de Hooren uit,
zonder eenige Kamertjes; die over ’t geheel Golfswyze plooijen h e e ft, tot in
den omtrek uitloopende, dien zy zeer duidelyk getand maaken. Deeze Plooijen
komen van het midden af, alwaar de draaijen een halfmaanswys Cirkeltje
formeeren, dat fomtydsbruinagtig is , welke Kleur dikwils aan den omtrek,
tuflehen de twee randen , die door een middelfchotje famengevoegd zyn ,
ook waargenomen wordt. De Plooijen zyn onregelmaatig geboogen, en fom-
migen naar den omtrek toe gefpleeten ; zo dat zy zig ,. als in de Figuur ,
Vorkagtig verwonen. De uitftaande hoeken, van het kleine Cirkeltje, dateen
aanmerkelyke dikte heeft, aan den Mond, die zeer ligt afbreeken, zyn in
deeze Soort iets byzonders.
De groote dunte der Schaal van deeze Hooren, en haare ligtheid , als mede
de platte K ie l, geeft ’er nog meer gelegenheid aan, om langs de oppervlakte
der Z e e , gelykerwys de andere Nautilus, te gaan dryven; als wanneer
het Dier , dat ruim zo veel naar een Polypus lchynt te gelyken , volgens
R u m p h iü s , zig met zy ne Armen o f Pooten beftuurt. De holte van dè Hooren
dierit hetzelve, zo hy aanmerkt, als dan tot een Z e il, en eenigen onraad
gewaar wordende, keert het de Hooren om, tot dat die Water fchept, waar
door het dan naar de diepte zinkt. Op den Grond zalhetwaarfchynlyk, even
als de andere , met zyn Pooten loopen , die het op de oppervlakte dryvende
zelfs tot Riemen gebruikt, hebbende o o k , zo hy aanmerkt, een dergelyke
Buis , ojn, zig opwaards verheffen willende het Water uit te pompen: doch
A 2 zulks