
£ r , . J t u OC&taSLO
P.III.
ff
■ X V I**
H O O R E N S en S C H U L P E N . ïs>5
Z estiende Pla at .
Gelyk het onbetwiftelyk is , dat veele Hoorens aan de Mond - Opening Onvol-
by Strooken aangroeijen, zo is ’t niet minder zeker, dat de Lip- o f Vleu-
gelhoorens, indien zy dit zullen doen, geen Vlerk ofuitfteekende Lip kun-hooren.'
nen hebben, dan wanneer zy tot haar volkomen wasdom zyn gevorderd. De Tab .
genen, die deeze Lip miffen, agt men derhalve Jong o f onvolmaakt te z y n ;XVI**-
hoewel fommigen ’er den naam van Wyfjes aan geeven. In de befchryving van J'
de onvolmaakte Laphooren, op bladz. 78 , in het Tweede Deel, is daar van
gefproken. Op de Negende plaat van het Eerfte Deel zagen wy een volmaakte
Vleefchhoorn, die eene aanmerkelyk dikke Lip heeft, en, in vergelyking
met dezelve, noemen wy de tegenwoordige, die het midden van deeze Plaat
beflaat, een Onvolmaakte Vleefchhoorn. De Strooken der aangroeijing zyn in
dezelve zeer zigtbaar. Van boven is zy op de zelfde manier getakt als de
Vleefchhoorens en witagtig getopt. De Kleur, voor ?t overige, is rood naar't
Oranje trekkende; de Mond-opening wit, van onderen zwart gerand.
In ’t voorfte van het Tweede Deel hebben wy opgemerkt, dat de Too-scbild-
ten, Rollen en Dadels, onder de Hoorens, niet dan trapswyze van el kan- pad-
der verfchillen, en nogthans ieder haare byzondere Kenmerken hebben, ten '£00t-
opzigt van de Geftalte. Wy mogen ’er nog een Kenmerk byvoegen, dat de F'e' 2‘
Spil o f inwendige Lip, aan de Mond-opening betreft, welke in de Dadels
zekere Plooijen heeft, die zig als Tanden verwonen; terwyl, in de Tooten
en Rollen, de Spil geheel elfen en glad is. In de eerfte opflag blykt., dat de
Hooren van Fig. 2 , niet tot de Rollen behoort: en de Geftalte zou dezelve,
nader betrekken tot de Dadels, maar de Spil is niet geplooid, en daarom behoort
zy tot de Tooten. W y noemenze, wegens de Gemarmerde, blaauw
en bruin gewolkte Tekening, een Schildpad-Toot , als ten dien opzigte veel
met het Hoornig dekzel der Schildpadden , Karet genaamd , overeenkomende.
De Hooren van Fig. 3 , in de Geftalte veel naar de voorgaande gelyken- Graauwe
d e , voert wegens de Kleur eenen anderen naam. W y noemenze Graauwe Monnik.
Monnik, om dat een graauwe Kleur over ’t grootfte gedeelte van de Schaal FiS- 3-
heerfcht. Niettegenftaande zulks is zy ook ten deele blaauw en bruin ge-
marmerd.
Dit flag van Hoorens wordt van fommigen Franfche Hooren getyteld, an- Kroon-
deren geeven ’er den naam van Kameelhooren aan , doch eigenft kan menze hooren.
Q Kroon-Fis- *-