
X V I *
t
Ilarlckyn.
Tab.
XVI/
Fig. i.
Onder de Porfelein-Hoorens, waar van wy in ’c Eerfte Deel, bladz. 8. en
l p , omftandig fpraken, komen ’er van klejnder foort voor, die men, wegens
de zonderlinge Tekening, Harlekyn o f Harlekyntjes noemt. Haar Op
pervlakte, naamelyk, is , op eene onregelmaatige wyze, als met Lappen van
verfeheide Kleuren gefchakeerd, die echter, op ver naa, zo veel niet aftlee-
ken, als in de zogenaamde Harlekyns o f Jan Pottagie Rokken. Den rand
hebben z y gemarmerd met bruine Vlakken en over ’t midden loopt een witte
ftreep. By geen Autheuren vind ik deeze afgebeeld.
Volgens R umphius noemde men die , van de Afbeeldingen Fig. 2 en
3 , weleer Kinkhoorens, welke benaaming hy verkeerdelyk afleidt van het G e luid,
dat z y , met het dunne end in 't Oor gehouden, veroorzaaken zouden, 't
Is te verwonderen, hoe men tot een zo belachelyk denkbeeld heeft kunnen
komen : terwyl de oirfprong van die benaaming zeer eenvoudig is.
W a t men, naamelyk, door een Kink in de Kabel verftaa, is iedereen bekend,
en daar uit blykt genoegzaam, dat de zeer blykbaare omwinding van deeze
Hoorens, kennelyker dan in de meelle anderen, haar den naam van Kinkhoo-
rens heeft doen geeven. Die naam, echter, is tegenwoordig voor deeze niet
meer in gebruik: men noemtze Tritons o f Trompetboorens: waar van de reden niet
minder blykbaar is , en zig van zelf verklaart. T o t het blaazen, naamelyk,
als op een Trompet, zyn zy zeer bekwaam, en worden daar toe van de ln-
diaanen en andere Oofterfche Volkeren gebruikt. De zogenaamde Tritons
geeft men dergelyke Hoorens in de Mond. E n , ’t geen wel het voornaam-
fte is , zy vallen zo groot, dat men ’er tegenwoordig vindt, die byna te groot
zyn tot dit gebruik: waar uit men dan , aangezien het Geluid de grootte
volgt, kan opmaaken, wélk een Klank,door op dezelven te blaazen, veroorzaakt
kan worden.
Die wy hier vertoonen zyn maar klein, en verfchillen in Kleur, niet alleen,
maar ook in de figuur van de Mondopening, aanmerkelyk van de groote
Tritons, daar wy , in ’^v ervolg, een nader afbeelding van geeven zullen. Zy
zyn bruin gevlakt, en hebben de Punt, die doorgaans niet al te fcherp is,
Vleeschkleurig rood Dikwils ook is ’er eenig geel hier en daar over ver-
fpreid, ’t welk de voornaam fie Kleur in de groote Tritons uitmaakt.
Wy behoeven niet te zeggen, dat de twee ondertle Afbeeldingen, op deeze
Plaat, zo wel als de twee bovenfte, tot het Geflagt der Buccina o f Trom-
pethoórens behooren. De wydte van de breedlle g ie r , ten opzigt van de
overigen, toont zulks ten overvloede. Niettemin heeft de figuur der Mond-
K op«-
I j.-i II
’K"xleitionnes .
Fig. 2 ,3 .
OKruainpjeer-s- lïoor.
Fig. 4 ,5»
i HHHHH rlHH l-IM «Hi MM