
■^ 5S £ n f F* fötsSt?**
i C 3 E a s
2 V E R Z A M E L I N G VAN
Plaat I. gemaakt zyndc,' Wordt de Kleur van de geheele' Hooren , fomtyds bruiner
iomtyds helderer wkagtig geel o f Oranje-kleurig. Van het middelpunt loc’
pen , voor het grootfte gedeelte , daar door heen , bruinroode boogswyze
ltreepen van ongeiyke breedte, o f vlammen, door welkende Schulp als ee*
marmerd wordt. °
F?g. 2. : Het binnenfte van de Nautilus, dat derzelver maakzel vporOogen fielt.,i$
mverfcheide opzigten voortreffelyk. Het vertoont zig ,natuurlyk, als met het
fchoonfte Paarlemoer bekleed, waar in een luifter fpeelt van Hemelfchblaauw
en Zeegroen, dat, tegen ’t Licht gehouden,een weerfchyn heeft vanfchoon^
Rooze-rood, en wederom, in de Schaduw , in donkergroen verandert. De
midden door gezaagde Nautilus, in I’ïg. 2. vertoond, geeft bovendien een
regt denkbeeld van het inwendig maakzel. Daaruit blykt, dat zy wee-zent-
iyk behoort tot de Krultrekkige o f Spiraale Hoorens, hoewel haar Draaijen
niet van. buiten zigtbaar zyn. Men neemt , naamelyk , daar in waar, dat de
helft van het geheele Lighaam , nagenoeg, beflaat uit een wyde holligheid;
maar dat het overige in een menigte van Kamertjes verdeeld is , die, den
Krultrek volgende , allengs verfmallen , tot dat zy aan ’t middelpunt te niet
loopen. Men moet evenwel opmerken , dat de naauwte niet in evenredigheid
afneemt in de eerfte o f bukenfte Kamertjes. Haar Wanden zyn Schulps-
wys hol geboogen , en vereenigen zig met den omtrek o f Schaal van de
Hooren, waar van de dikte niet meer dan ongevaar een Linie o f twaalfde
Duims is , terwyl de middellyn fomtyds byna een Voet bedraagt, ’t Getal
, der Kamertjes wordt, als de Hooren compleet is , op vyftig gerekend.
Het aanmerkelykile van deeze holligheden i s , dat zy aan alle kanten volkomen
digt zyn en geen andere opening hebben, dan een klein Gaatje in ieder
Wand , het welk met een Pypagtige holte binnenwaards loopt. Men is
thans taamelyk verzekerd , dat deeze Gaatjes zelfs nog , wanneer het Dier
in deeze Hooren woonagtig is, gevuld zyn met eenPeesagtige Staart, die zeer
ligt af breekt en door alle de Kamertjes zig iiitftrekt tot aan het middelpunt,
alwaar zy alleen haare aanhechting heeft. Dit D ie r , door R u m p h iu s om-
ftandig befchreeven, vult met zyn Lighaam de groote holligheid van de Nautilus,
en , eemgermaate van den aart der Zeekatten zynde, die men t’ huis brengt
tot de Polypuflen, fteekt het daar buiten zyne Armen u it , zo wel wanneer
het by ftil Weer , op de oppervlakte van de Zee gaat fpeelevaaren, als wanneer
het, inde diepte, op den Grond kruipt, dat hetzelve vry vlug weet te doen.
In t eerfte geval echter is de opening der Schulp naar om hoog géftrekt
gelyk in onze afbeelding Fig. i ; in ’t laatfte geval naar om laag. Mooglyk
dienen gedagte Kamertjes , door de Lugt die zy bevatten, om deze Hooren
in ftaat te nellen van met het Dier op ’t Water te kunnen dry ven, en , wanneer
hetzelve zig naar de diepte wil begeeven , moet de Hooren verzwaard wor-
den : t zy zulks door opvulling van een gedeelte der Kamertjes door het
Lighaam van het Dier , ’t zy door inlaating van Water in dezelven., moet
ge.-
/
K WK » « n .