
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 93
In de V y fde Figuur, op 'de Vier - en - twintigfte Plaat van het Tweede Deel, Bordes-.
zagen wy een Koorentje, dat wy.den naam gaven van Bafterd Bordes-Trap- Trappen,
pen. PJier komt dat gene voor, ’t welk den naam voert van Bardos-Trappen. 2‘
Ieder draay heeft twee dikke verheven ringen, en maakt dus een rand, die
’er den naam aan geeft. De Kleur van buiten is Afchgraauw, zonder eenigen
Glans, doch van binnen vertoont zig een glinllerend Paarlemoer eenigermaa-
te daar door heen. Ik vind ’er by de voornaamfte Autheureh geen gewag van
gemaakt.
Het Hoorentje van Fig. 3 , . is zekerlyk dat g ene, ’t welk B o n a n n i inzyn Noote-
Derde Klafle af beeldt in Fig. 76 , noemende het, in de befchryving, een Tur- Moskaar.
ha.die gedoomd is, en als berookt, doch met bruiner Jlreepen omgeven: hoe klein ook 1 3-
van bejlek, voegt hy ’er b y , kan ie Schaal een Keyjleen braveeren in hardheid.
Men plaatft nu deeze Koorentjes onder, de Rotshoorens, wegens de gefteld-
heid van de Mond-Opening, volgens d’A r g e n v i l l e . Daar zyn ook witte
van deezen aart. Zy komen naby aan de Beddetyken.
Offchoon fommigen het Hoorentje van Fig 4 , een Scorpioentje noemen, is Vyfvin-
dit doch zeer oneigen; eensdeels dewyl wy Vleugelhoorens hebben, naar de p rtie-
Krabben eenigermaate gelykende, Scorpioenen genaamd; andersdeels, om 's' +‘
dat de Punten dikwils zo ftomp zyn , dat zy ’er in ’t geheel de Geftalte van
een Scorpioen niet aan geeven. Zulks is inzonderheid blykbaar in dit Voorwerp
; doch dewyl zy allen meer o f min v y f Punten hebben, die ook meer o f
min Vingeragtig zyn, geef ik ’er den naam aan van Fyfoingertje. Deeze naam
is met den Griekfchen PentadaSlylus overeenkomftig, welke op ’t Gezag der
Autheuren hier aan behoort; terwyl ik geen voorbeeld weet, dat ’er de andere
door hun aan gegeven zy. A l d r o v a n d ü s heeft dit Hoorentje, onder
den naam van Purpura pentadaSlylus, uit R o s d ï l e t i d s en B e l l o n i u s
afgebeeld en befchreeven, en geen wonder, aangezien het aan de Zuidelyke
Kuiten van ons Wereldsdeel , in de Middellandfche Zee , veel voorkomt.
Men vindtze Sneeuwwit aan de Oevers van Portugal, volgens B o n a n n i :
doch anders is het gemeenlyk geelagtig , gelyk dit. Somtyds heeft het de
Punten zo breed, dat die naar de Vlerken van Vledermuizen gelyken, en dan
is het, zo hy aanmerkt, dunner van Schaal. Mooglyk zullen deverfchillend-
heden, daar in voorkomende, ook afhangen van de meer o f minderaangroei-
jing o f volwaflenheid. Men wil, dat zy fomtyds blaauw- enzwartagtigvoorkomen.
O 2 D a t