
T i e n d e P l a a t .
daat. !o1* De middelde Hooren van deeze Plaat, die met zwarte Slangswy ze Vlakken
T ab. X. op een witten of groenagtigen Grond getekend i s , en door ’t polyften een
F<g- i. fraaijen Glans v erkrygt; wordt de Soldaat, in ’t Franfch la Vèuve‘ getyteld.
Z y behoort tot de Tollen ( Trochij , wegens de uitwendige Geftalte. Men
zietze dikwils die aan den Top afgefleeten of gepaarlemoefd zyh', maar na-
tuurlyk loopen de zwarte Vlakken tot digt naar boven toe. De Mond o f
Opening is byna rond, en derhalve kan menze ook , met fommigen, tot de
Maanhoorens t’ huis brengen^ maar die, welke men, wegens den wyden Mond,
Reuzen-Ooren noemt, zyn Knobbelhoorens. . &
Rood Meer verfchillende in Kleur dan in Geflalte van die, welke in Fig. 4 en 5 ,
hoorntje °P Tweede Plaat afgebeeld zyn, is dat fierlyke Pofthoorntje van tig. 2 ,
Fig.2. op deeze Plaat, ’t welk een hoograode Kleur heeft, naar ’t end geel loopen-
de, met witte en zwarte Banden.
Maan- Wegens de ronde Opening o f Mond, voeren de drie volgende den alge-
hoomtjes. meenen naam van Maanhoorntjes , en het zyn inderdaad van de fraailten. Dat
3 ’ van Fig. 3 , kan men het .Ge/tippelde noemen , om dat het over zyn geheel,
op een witagtigen Grond, digt met roode Stippen als bezaaid is. Dat van
Fig. 4 , kan men den naam geeven van het -Gevlamde , om dat de Streepen op
hetzelve Blikfemswyze, o f a la Grecque , gelyk men zegt, loopen. Dat van
Fig. j , mag met r e g t, den naam voeren van het Gebandeerde Maanhoorentjc ,
en dit is wel het allerfierlykfte. Op eenen vaal-roodagtigen Grond vindt
men ’t zelve omringd met Banden, die breed z yn , en wit met PaarfcheVlakken.
Voor ’t overige komen deeze drie, -inGeftalte, taamelyk met elkander
overeen.
Tulband- Gelyk men aan dergelyke groote Hoorens, als de middelde van deeze
Plaat , inzonderheid die groen en van ‘ boven gepaarlemoerd zyn , wan-
tig-o,7- neer Zy geen gaatje van onderen hebben , den naam van iurkfe Tulband geeft,
zo noemt men de kleine , die naar dezelve in Geftake gelyken , dikwils Tul-
bandjes. Twee zodanigen worden ’er , in Fig. 6 en 7 , op deeze Plaat vertoond.
De eerde is , op een Hoornagtigen Grond, zeer regelmaatig mi vol
bezet met kleine langwerpige zwarte Plekjes , die, als het Stuk gaaf is , tot
aan den Top loopen : de andere heeft op een geelagtigen Grond, dergelyke
Blikfem-ftraalige ftreepen, welke meed naar den Top toe fchynen te loopen.
Voorts wordt ten opzigt van alle deeze Hoorentjes aangemerkt, dat het Dier,
’t welk daar in huisved, een ibort van Slak, gelyk in de j Alykruiken, waar
mede zy veel overeenkomft hebben, en eetbaar is.
E l f d e