
Tekening worden zy meert oriderfcheiden; gelyk men deeze noemt een geban-
deerde o f dwars geftreepte Bezoar, boedanigen wel de raarften zyn onder die
Hoorens. Zy heeft ook een aanmerkelyken Zoom en ruimer Mond- opening
dan de voorgaande.
Aan de Hooren van Fig. 4 , die byna vólkomen rond, ten minfte veel ron- Geribde
der dan de voorgaande is , geeven wy den naam van geribde en gepleite Bettiooren. “
De reden dier benaaming is in alle opzigten blykbaar. Wy moeten alleen op jjelhoo.
merken, dat zy in *t geheel geen zoom heeft, zo min als de Patryzen, e n , ren.
dewyl deeze Hoorens grooter dan een Vuilt vallen, zo worden zy van de Am- Fig. 4.
boineezen, in Ooftindie, veel gebruikt om de Klapper- o f Kokos-Nooten Oly
af te fcheppen, wanneer zy die kooken, en daarom geeven fommigen ’er ook
wel den naam van Cochlea ülearia, o f Oly - Hooren aan, volgens R üm p h i t t s ,
o f dien van Cochlea Striata, wegens de gezegde Ribben. Het Dier, daar in ,
voegt by ’er b y , heeft geen Dekzel, maar legt bloot, gelyk de andere Slakken,
en zyn Eijerltok is een klomp van verwarde witte, dikke Draaden.
Deeze Hooren, die wederom de Geflalte van een Bezoar heeft, onderfcheidt Ruitswys
zig zeer duidelyk door haaré Ruitswys vierkante Vlakken, welke ’er ook wel Gevlakte'
den naam van Dambord aan doen geeven. Wy noemenze dikwils, de Ruitswys Bezoar.
gevlakte Bezoar. De Kleur is blaauwagtig, waar op gedagte bruine Vlakken hs' 5*'
fierlyk affleeken. Voor het overige heeft zy niets byzonders, dat te vooren
niet is opgemerkt en aangetekend. Men vindt ’er die kleineren die grooter zyn.
Zy zyn niet geribd, maar glad. De Mond • opening heeft by de twintig Tandjes.
Sommigen zyn ook wit van grond en byna geel gevlakt. Dus ziet men,
op deeze Plaat, v y f verfchillende Blaashoorens.
N e g e n d e P l a a t .
By gelegenheid van verfcheiderley Purperhoorens in de twee voorgaandeBran(j.
Deelën van dit Werk voorkomende; heb ik van derzelver Kenmerken breed- hooren.
voerig gefproken. Vier worden’e r , uit dat Geflagt, op deeze Negende Plaat, Tab.^
vertoond. Die het middelftuk formeert noemen wy Brandhooren, om dat zy £
uitwendig zig als door Vuur gebrand o f gefchroeid vertoond. De Schaal is
dik en zwaar, zeer gerimpeld op de Windingen, en vanboven tot beneden
O 3 voorwKm
m m