
x x v i r
Z e s - e n - t w i n t i g s t e P l a a t .
'Van de verfcheidenheid der Ham - Doubletten, en van de reden van derzel- Getande
ver benaaming, reeds in de verklaaring van de Drie - en - twintigfte Plaat ge-
noeg gezegd hebbende, zullen wy alleenlyk, in ’t byzonder, agt geevenop het
verfchil van de Gellalte, om welke deeze van Fig. i , 2, den naam voeren van Tab.
breede, getande Hammetjes. Zy zyn, naamlyk, aan ’t gaapende End byna zo^xyi.*
breed, als de langte is aan de zyde van ’t Scharnier, en de Oppervlakte is be- ‘ ‘s' 1
zet met een menigte van uitpuilingen o f fcherpe en fomtyds kromme Puntjes^
naar Schubbetjes o f Haakjes, en in ’t algemeen naar Tandjes gelykende. Het
verfchil van Kleur, dat fommigen van deezen aart uit den groenen bruinagtig,
anderen uit den roode o f Oranjekleurig zyn , wyft de Afbeelding genoegzaam
aan.
Langwer- -
pige Kapjes.
F‘S- 3 >4-
Van de Kapjes o f Patellen zyn in ’t Eerfte Deel reeds eemgen afgebeeld,
waar van deeze twee langwerpige zo door de G ellalte als door de Kleur verfchil-
len. Die van Fig. 3 , wordt ook wel de Lepel genoemd, alzo haare inwendige
holligheid aan ’t eene end naauw, aan ’t andere breed uitloopt. Van buiten
is de Kleur wit, naar ’t blaauwe trekkende, en van binnen heeft de holligheid,
die zig hier voordoet, eenen Violetkleurigen Zoom. De andere, van Fig.4 ,
die men ook van binnen heeft willen verbeelden, zweemt meer naar de genen,
welke men Schilden tytelt, o f naar de Schuitswyze Patellen. Haare Schaal is
niet zeer dik, van binnen roodagtig- o f ros bruin , met eene blaauwagtig witte
Vlak in ’t diepfte van de holligheid: uitwendig graauwagtig bruin, met fy-
ne Ribbetjes en Groefjes. W y zullen, in ’t vervolg, veel aartiger Patellen
vertoonen.
Z e v e n - e n -t w-i n t i g s t e P l a a t .
Het Geflagt der Pen- o f Schroef hoorens, in ’t Latyn Strombi, in 't Franfch Doorge.
Vis genaamd, bevat veele verfcheidenheden ten opzigt van de uitwendige Ge- eo"f
fla lte, waar van wy reeds op de Agtile Plaat, en op de Drie - en twintiglte^c'iroel-.
in het Eerfte Deel, de voorbeelden gezien hebben: maar, ten opzigt van het hooren.
inwendige, komt het maakzel van deeze Hoorens nagenoeg overeen. De Af- Tab. j
beelding, Fig. 1 , op deeze Plaat, geeft daar van een denkbeeld, waar in een * f
foort van omwonden Pen, meeft naar die van de zevende Figuur op gedagte
Agtfte Plaat van ’t Eerfte Deel gelykende, in doorfnyding wordt vertoond. T o t
deeze gedaante kunnen fommige Hoorens gebragt worden, met dezelven af te
flypen; anderen,.die wat dikker en fteviger zyn,met dezelven door tezaagen.
Hier ziet men hoe de omwinding als om een foort van Spil gefchiedt, die uit-
M loopt a
;' P i