
P.III. X X I
Öx-SlMi l s ^ö qJ c/ L S )e lo o cA ta s i
H O O R E N S e n S C H U L P E N . m
E e n - e n - t w i n t i g s i e P l a a t .
Meer dan eenmaal hebben wy reeds van de JVolkboorens, die men ook wel Woik-
jdgaate Bakken noemt gefproken, en daar van nog op de Twaalfde Plaat van ll00ren*
dit Deel eene Afbeelding medegedeeld. Wy hebben ook reden gegeven van yxi‘ *'
de Franfche benaatning FEcorchée of Gevilde, en den ojrfprong van den Ne-
derduitfchen naam verklaard. Wegens de Geftalte zou deeze, van Fig. i ,
meer den naam van Agaate Bak voeren mogen, dan de zo even gemelde,
die niet zo Bakagtig is en daar van hebbèn fommigen dezelve onder de Too-
ten geplaatft, gelyk L i n n ^ ü s doet, haar noemende Conus Striatus, wegens
de fyne Streepjes, die in ’t ronde over de geheele Hooren loopen, en,
wel is waar, bruin zyn, doch evenwel in ’t witte ook plaats hebben.
R u m p h i u s heeft ’e r , wegens de Vlakken, waar mede de Oppervlakte gewolkt
is , den naam van Tyger aan gegeven. Men kanze onder de fraaije,
doch niet onder de koftbaare Hoorens tellen.
De Hooren van Fig. %, voert den naam van Jgaate Kroonbak. Z y is veel Agaate
Bakagtiger en dunner van Schaal dan de voorgaande, en heeft de Gieren, Kroon-
aan den Top , met kleine Knobbeltjes o f Tandjes als gekroond: des menze Srj" 2
met regt Kroonbak noemen kan, en de Tekening doet ’er den bynaam van " s’
Agaate byvoegen. Deeze Tekening is aan L i n n .®us zodanig voorgekomen
, dat hy haar Conus Geografhus tytelt, als o f ’er een Land- en Zee-Kaarc
op getekend was. De Franfchen hebben ’er den naam van Brocard de Soije
aan gegeven, om dat de Oppervlakte naar geweven Zyden Stoffe, die men
Brokaard noemt, zweemt. Zo heeft ieder zyne bedenkingen. Doorgaans
heeft zy bruinroodagtige Vlakken en Wolkjes op een witten Grond; doch
men vindt ’er ook , in welken de Grond roodagtig is met bruine Vlakken,
en zulken die een geele Tekening hebben op een witten Grond. De afkomil
is, zo wel als die der voorgaande Hooren, uit Ooftindie.
T w e e - e n - t w i n t i g s t e P l a a t .
De Hooren van Fig. i , op deeze Plaat, is algemeen bekend onder den Mennifte
naam van Mennifte Toot. Zy heeft dien naam zekerlyk gekreegen, wegens Toot.
de eenvoudigheid van haare Kleur, die enkel wit o f geelagtig is, met e en igT/1B-
Violet o f Purperagtig blaauw aan haare Punt. Voor ’t overige is in de g e - ï.XI1**'
heele Oppervlakte niets, dat naar Beraad o f optooizel zweemt, en dewyl1>s' *“
z y , zonder polyfting, eene bleek geelagtige Kleur hebben, zo geeft ’er R um-
phitjs den naam van Kaarsjes aan. L i n n -e u s , miifchien op even ’t zelfde
, o f ook op dat blaauwe Mond- End van de Sleuf ziende, noemt ze Conus
Firgo, dat is Maagd. Niets, inderdaad, komt te pas by de zuiverheid van
fommigen deezer Tooten, (wanneer [zy fchoon pfgefleepen en behoorlyk
gepolyft zyn. Haar. Top is Kegelyormig, doch laag van Punt.
In