
V O O R R E D E
V A N D E N H E E R
N O R R.
. D e Natuur - onderzoekers van onzen Leeftyd tragten de Natuur-
lyke Hiftorie, zo veel mooglyk, te volmaaken, en doen hunne
onvermoeide vlyt, ten dien einde, in alles dat tot onderwerp van dezelve
ftrekt, van het Gewormte af tot aan het edelfte Schepzel, den
Menfch toe, doorftraalen. Bewyzen, daar van, zyn niet uit één
enkel Voorwerp, maar uit alles, dat men met Oogen zien kan, af
te leiden; want van de loife Aarde tot aan den Diamant, en van
den Ceder des Libanons af, tot aan den Hyfop, die aan den Wand
groeit, ziet men de grootfte Geeften onzer Eeuw zig afïïooven, en
maaken, dat men eerder over de verwarring, door te grooten overvloed
van beichryvingen en afbeeldingen, dan over gebrek in deé-
zen te klaagen heeft.
Daar zyn evenwel nog eenige, tot de Natuurlyke Hiftorie behoo-
rende zaaken, overgebleeven, waar omtrent wy nog geen genoeg-
zaame verlichting bekomen hebben, die ook moeielyk te bereiken
fchynt te zyn , alzó dezelve niet dan by geval verkreegen kan worden
: terwyl de Menfchelyke vlyt en konft, in de Dieren en Plant-
gewaifen, veel meer in ftaat is te doen, om dat gedeelte der Natuurlyke
Hiftorie tot volkomenheid te brengen- --
Ik