
Ik heb hier met de Schepzelen, die niet dan by geval te bekomen
zyn, die overfchoone Zeldzaamheden op "t oog, welke ons de
Hoorens en Schulpen, als Woonhuisjes geweeft zynde van Dieren,
die zig dikwils diep in Zee onthouden, uitleveren. De fierlykheid
van deeze Wooningen treft onze Dogen en verluftigt onzen Geeft
niet te minder, fchoon de oirfprong en voprtteeling, ja zelfs fom-
tyds de eigentlyke geftalte van de Dieren, die in dezelven huisvesten,,
ons onbekend is, en met geen mooglykheid opgefpóord kan
worden. Wy vergenoegen ons dan, meerendeels, met haar uiterlyk
aanzien; waar in ons, niettemin, zo heerlyke blyken van de Kon-
ftige Hand des Werkmeefters der Natuur voorkomen, dat men wegens
derzelver oneindige verfcheidenheid en fchoonheid verbaasd
moet ftaan, en vraagen, waarom het den Schepper behaagd heeft,
dezelven, als ’t ware, zo zorgvuldig voor ’t Menfchelyk Oog te
verbergen, ja van fommigen als maar de fchaduwen te vertoonen in
de Verfteende Zaaken, wier Orïgineeten dikwils nog onbekend zyn,
en waar uit blykt, dat ons in deezen nog veel ontbreekt.
In dit gedeelte der Natuuriyke Hiftorie, verbeeld ik my, dat wy,
tot heden toe, nog geen te grooten overvloed van befchryvingen en
afbeeldingen hebben: want, fchoon het niet te ontkennen is, dat
zig, in de voorgaande tyden, reeds, verfcheide geleerde Mannen
daar mede bemoeid hebben, waar onder in ’t byzonder, Gesnerus,
-Aldrovandus , Imperatus , Bonanni , Rumphius , L ister , L angius,
en nog meer anderen, te tellen zyn, komen doch derzelver Werken
zeldzaam voor, en eenigen zyn zeer koftbaar, ’t welk maakt dat
weinige Liefhebbers daar van gebruik kunnen hebben: ook vindt
men, in fommigen, dit gedeelte van de Natuuriyke Hiftorie by anderen
gevoegd, het welk dan zodanige Werken, in het nazien, zwaar
te behandelen maakt.
Om dit gebrek te gemoet te komen, werdt het van my nuttig geoordeeld,
deeze Werken tegen elkander te vergelyken, het befte
dar
v a n d e n H e e r K N O R R .
daar uit te zoeken, naar de Natuuriyke Voorwerpen te verbeteren
en met Kleuren te vertoonen. Dit was myn denkbeeld, dat
ik ter uitvoering meende te brengen, hoewel niet geheel nieuw
zynde: (want, nu twaalf Jaaren geleedèn, had ik het voorneemen,
om een Werk, van deeze dingen handelende, doch in een andere
grootte uit te geeven, gelyk de Plaaten, diestyds vervaardigd, aan-
toonen, maar het werdt door tyds omftandigheden verhinderd f)
doch ik werd wel dra overtuigd, dat, wanneer ik het Werk van
Bonanni , o f eenig ander van de voorgemelde Werken, ten grond-
Hag leggen wilde, zig zulke zwaarigheden opdeeden, als met myn
• oogmerk in ’t geheel niet overeenkomftig waren. Hoe keurlyk deeze
Werken ook mogen zyn , ik vond de afbeeldingen in dezelven
dikwils zeer gebrekkelyk, dikwils verkeerd geplaatft, en een nader
overleg bragt my tot het denkbeeld, dat iets, geheel nieüw zynde
cn volgens de Natuur vervaardigd, ongelyk aangenaamer voor regte
Kenners en Liefhebbers der Natuuriyke Zaaken zoü zyn, dan dat
gene, ’t welk men in navolging der oude Werken, die reeds een ge-
ruimen tyd in de Wereld omgezworven hebben,, als opgewarmde
Koft aan ’t licht,bragte.,
Met dit inzigt heb ik my toegelegd, om wat nieuws voor den dag
te brengen, ’t welk met alle. voorige Werken geen gemeenfehap
heeft. Daar van komt het, dat dit Werk willekeurig is gefchikt, en,
hét gene ik voor de hoofdzaak aahzie, zal daar in beftaan, dat ik
tragten zal, een zo groote menigte van Wooningen der Hooren- en
Schulpviffehen, als ’t my doenlyk,,is, aan.te toonen.
Men zou het uitweidingen noemen, wanneer ik met veel orndag
van woorden deeze Onderneeming verheffen wilde. De Leezer’ kan
’er, met zyn eigen Oogen, allerbeft van oordeelen. Myn oogmerk,
de fchikking en, met één woord, de geheele uitvoering van dit
Ontwerp,' zyn uit de vervaardigde Plaaten blykbaar. Men zal in ’t
vervolg zien, dat myn oogmerk daar henen ftreltt, om een com-
* 2 plee