
P i A A T V I .
De byzondere benaamingen der Hoorens en Schulpen, die het gemeen De groots
.gebruik gewettigd heeft, zyn fomtyds meer , fomtyds minder eigen , naar Paufe-
dat dezelven meer o f min naauwkeurig de gedaante uitdrukken, van het On- Kroon,
derwerp, waar van zy den naam voeren. Het denkbeeld, nu, ’t welk men VI‘
heeft van eens Paufen Kroon, maakt, dat men zeer gereedelyk de Hoorens, 'S' I‘
die van geftalte zyn als Fig. i. , op deeze Plaat, voor Paufekroonen erkent,
en de fierlyke Tekening doet deeze Groote Ooftindifche foort uitmunten. Op
een witten Grond, naamelyk, is dezelve als befprengd met roode o f Purperkleurige
Vlakken, die de Kleur van het Gewaad der Hooge Geeftlykeid
uitdrukken , en tevens fierlyk by ryën, rondom de Hooren , langs de windingen
, loopen, wier getande bovenkant, in verfcheide Verdiepingen de Hooren
omringende tot by den T o p , als de driedubbele Kroon vertoonen , van
den Roomfchen Kerkvoogd. Men heeft ’er kleinere, die ook zo gekroond en
Oranjekleurig gevlakt zyn , en anderen die den naam voeren van witte o f
Rivier-Paufekroonen.
Omtrent de Rangfchikking van deeze Hoorens, is een aanmerkelyk verfchil; -
dewyl fommigen dezelven, met G u a l t h i e r i , onder de Pennen (Strombi) ;
anderen, met d’ A r g e n v i u e , onder de Trompethoorens ( Buccinu}
plaatzen. Dit laatfte wordt thans van de meeften gevolgd, e n , inderdaad ,
men moet zeggen, dat zy weinig gelyken naar de gewoone Pennen o f Naal-
den, gelyk op onze Agtfte Plaat voorkomen. Ook was haar,by R u m p h iu s ,
reeds een plaats onder de Buccina aangeweezen.
Die Autheur merkt aan , dat deeze Hooren een zeer fchadelyk Dier tot
inwooner heeft, verbergende in zyne Snuit een klein en fcherp Beentje,waar
mede het een Venynige fteek kan geeven; gelyk het ook, door zyne taaiheid,
naauwlyks eetbaar of verteerbaar i s , ten zy men het op gloeijende Kolen
braade. Wie zou denken, dat onder zulk een koftbaare Thiare , ( want dus
noemt men ze in ’t Franfch,) zulk een boos Venynfchuilde? Die Topfchoon
en fraai van Kleur zyn, en tevens g ro o t, worden nog veel geagt, ja plagten
weleer in zo veel waarde té zyn , dat men wel tweehonderd Guldens v o o r .
het ftuk gaf. Men vindt ’er die veel grooter zyn dan deeze Afbeelding.
Aangaande de Hooren van Fig. 2 , komt, wat de Geftalte belangt, bynaüeBis-
het zelfde in aanmerking ; des zy ook, van fommigen, wordt t’ huis gebragt fchops-
tot de 1 ennen, van anderen tot de Trompethoorens, en dit volgen thans de Myter-
meeue Liefhebbers. Zy zweemen ’er ook nog ruim zo veel naar, dewyl zy 2*
B wat