
Duivels'
KJaamv.
T ab.
XXVII.
Mg. i.
•Gehanteerde
Mol.
Fig. 2=3'
kunnen zy niettemin een plaats hebben onder de fraaije Hoorens. Het D ie r ,
dat de Kliphoorens bewoont, is Vergiftig of tot Spyze niet bekwaam, gelyk
meer plaats heeft in Hoorens die fraai vaö Kleur en Glanzig zyn.
Z e v e n - e n - T w i n t i g s t e P l a a t ,
Wy hebben ook reeds gefproken van de Vleugelhoorens, onder wélke ver-
fcheidene zyn, die aan den Rand lange kromme Takken hebben. Die van
de Afbeelding Fig. i , op deeze P la a t, is wegens de kromte en dikte van haar
Takken zeer aanmerkelyk , welke dikwils zo fterk geboogenzyn, dat zy naar
kromme Klaauwen o f Haaken gelyken. Dit heeft ’e r , al overlang, dennaam
van Bootshaak o f Duivels-Klaauw aan doen geeven. R u m p h iu s noemtze, in
’t La tyn, Harpago, dat een Haak, Hoek o f Dregge betekent, en, met eenige
tpegeeflykheid, kan men ’er de figuur byna van een Dreg in vinden, 't Getal
der Takken is doorgaans ze s , doch zy zyn allen niet even krom en ook niet
even lang, maar van onderen Geutswyze uitgehold, hebbende dus gemeen-
fchap met de Mond-Opening van de Hooren. Buiten twyfel zullen daar de
Armen van het Dier in vervat z yn , 't geen op de Molukkifche Eilanden aan
de Ingezetenen tot Spyze ilrekt, die het braaden in de omgekeerde Hooren,
welke zy vervolgens aan ftukkeh flaan. De Kleur is , over ’t geheel, geelag-
tig wit, met bruin gefchakeerd. Men vindt ’e r ,' vandezelfdefiguur, die geen
Takken hebben, en deeze worden Wyfjes Bootshaaken genoemd. Men ziet
Ban dezelven, als ’t ware, de beginzèls dér zes Takken,en ditonderlcheidtze
genoegzaam van de Duizendbeenen, zo wel als vande Stompjes, wier Geftalte
anders vry veel naar die van deeze Hoorens gelykt. De Duivelsklaauwen vallen
dikwils veel grooter dan deeze Afbeelding.
De twee andere, van deeze Plaat, tot de Porfeleinhoorens o f Klipkouferi
behoorende, voeren, wegens de bruine Kleur, den naam van Mollen, en die
met breede geele Streepen, op een Leverkleurigen o f donker Kóffykleurigen
Grond, dus fraay gebandeerd zyn, noemt men Gebandeerde Mollen. Van onderen
zyn zy bruiner o f byna geheel zwart, inzonderheid de Tandjes van de
Mond-Opening, die zeer naauw is en zig van binnen Melkwit vertoont. Voorts
hebben zy een langwerpiger Geftalte dan de andere Porfeleinhoorens^ en dit
doet haar nog meer naar Mollen gelyken. R u m ph iu s z e g t , dat zy van de
Inlanders , in Ooftindie , tot het polyften der Pifangbladeren worden gebruikt.
'J&13QW