
X X I*
Q J c / [c u )e fo o c ê ic
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 71
E en- en-twin t i gs te P la at .
Onder de Mantel -Doubletten, waar van reeds veelen, van verfchillende fï- Konings-
guur en kleur, op de voorige Plaaten van dit Werk zyn afgebeeld, munten die, Mantel,
welke men Konings-Mantels noemt, in veelerley opzigten uit. Zy zyn, naame-^/VB-
lyk , zeer fterk geribd, op de Ribben fierlyk gekarteld, en met Vlammen SSfipï \ „
Golvingen bont gekleurd. D ie , welke hier, in Fig. 1 , . vertoond wordt, heeft
de Korreltjes, welke de Oppervlakte ruuw maaken, wit; zo dat dezelve als
Paarlen affteeken op de Purpere of donkerroode grondkleur, daiar eenig fchyn-
zel van Oranje in fpeelt, ’t welk echter aan den zoom van de binnenzyde, die
voor ’t overige witagtig i s , in Fig. 2 , zig nog fterker openbaart. De ongelyk-
heid der Ooren is hier blykbaarder dan in andere Mantel - Schulpen.
De middelde Figuur van de Tiende Plaat, in ’t lierfte Deel, vertoont een Soldaatje,
Hooren, die men Soldaat noemt, en daar mede komt dat Hoorentje,' ’t welk*1*--3-
het midden van deeze Plaat, in Fig 3 , bekleedt, in veele opzigten overeen,
uitgenomen dat het zo niet gevlamd, maar onregelmaatig zwart gevlakt is o f
getygerd op eenen Paarlemoeren Grond.
In het Eerfte Deel zagen w y , op de Zesde Plaat, de blaauwe en op de Ne- Ceylon-
gentiende de gewoone Oranje-kleurige Zonneftraalen. Wy hebben daar om-fcheZon-
ftandig geiproken van de reden der benaaming, welke hier ook, hoewel op eene"“:11™1'
verfchillende wyze, plaats heeft. Dus heet de Doublet van Fig. 4 , op deeze 's'
Een-en-twintigfte Plaat, een Ceylonfche, en by V a l en t y n , inzyne Fig. 5 ,
een Satavifcbe, en men noemtze anders ook wel een rooie Zomcjlraal-Doa-
biet. Zy is , naamelyk, op eenen rosgeelagtigen Grond, met donkerroode
Streepen, als Straalen uit het Scharnier naar den Omtrek loopende, getekend.
Hier komen fomtyds nog dwarfe Zoomen by, van dergelyke Kleur,
die geen onaartige Tekening vormen. Zy zyn niet glad , maar eenigszins
ruuw, zonder dat men ’ er aanmerkelyke oneffenheden op befpeurt. De breedte
, platheid en aan ’t eene end puntige Gefbalte , onderfcheidtze bovendien
van de gewoone Zonneilraalen, die, zo wel als deeze, uit Ooïtïndie afkom-
ilig zyn.
Het Oranjekleurig roode Schulpje van Fig. y , zweemt eenigermaate naarRoode
de Weitas - Doubletten, en behoort derhalve ook tot het Geflagt der Pecii Weitas. ■
nes o f Mantels, hoewel het in ’t geheel geen Ooren heeft. Het is zeer F‘s'
bultig en fterk geribd, hebbende bovendien een witagtigen Band. Van de
reden dier benaaming zullen wy in ’t vervolg fpreeken.
L T WEE