
anderen natuurlyk groenagtig, en in fommigen zeer fierlyk geribd i s : het welk
wy naderhand in de Ooflindifche zullen vertoonen, die aan den fterken luifter
van binnen kenbaar zyn. De gemeene komen van de Franfche Kuft of uit
Weftindie: die rood van buiten zyn, van de Kufl: van Guinee. In de groo-
ten worden dikwils aanzienlyke Paarlgewaflen eninde kleinen Paarltjes o f Zaad
van Paarlen, zo men ’t noemt, waargenomen. Dit hebben de genen, die
fchoon van glans van binnen zyn , zo veel niet. Altemaal kan menze, door
fchoon maaken en afllypen, ook uitwendig Paarlemoeren: gelyk wy dit op de
Vyftiende Plaat van het volgende Deel, in een langwerpig o f final Zee-Oor ,
.zullen befchouwen.
A g t t i e n d e P l a a t .
Wy hebben, in het Eerfte Dee l, gefproken van de gewoone Snippekoppen,Blaanwe
die aldaar op de Twaalfde Plaat afgebeeld zyn. De gelykheid van Gelfalte Getakte
doet aan die der twee bovenfle Afbeeldingen op deeze Plaat den naam geeven*DiPPe'
van Getakte Snippekoppen. De Kop van een Snep maakt met deszelfs langen^"
regten Bek o f Snavel een dergelyke vertooning, en hierom worden zy ookxvut.*
wel Snipfebekken geheeten. Sommigen,: die veel fterker dan deeze getakt enFig. 1 , i.
als met Stekels of Doornen bezet zyn , voeren deswegen den naam van G e doomde
Snippekoppen. De kleur is fomtyds blaauwagtig, gelyk in deeze,
doch gemeenlyk graauwagtig bleekgeel en fomtyds byna wit. Zy behooren
tot het Geflagt der Purperhoorens.
Onder de IVIantel-Schulpen, waar van reeds verfcheidene in dit Werk onder Paarsch-
’ t Oog gebragt z yn , heerscht een ongemeene verfcheidenheid van Kleuren.bonte
Men vindt niet. alleen roode en paarfche, gelyk wy op de Derde Plaat gezien
hebben, maar ook die op veelerley wyzen gemengeld zyn. Het Paarsch is in 's'
deeze van Fig. 3. zeer donker, en met eenige geelagtig witte Streepen doorweven
: de Ribbetjes zyn tevens fmaller en eenigermaate gekarteld o f Zaags-
wyze getand: de Ooren,zyn zeer ongelyk van grootte.
■ De Schulp van Fig. 4 , is de eene helft van een zogenaamde Spacmfche Mal Spaan-
Doublet, die wégens baare Kleur en Tekening deezen naam voeren. Z y be-fclwMat-
hoort tot het Geflagt der Charme o f Gaapers, in ’t Franfch Cames', waarom
fommigen dezelven, zeer verkeerdelyk, noemen Kam-Doubletten, welke be-
naaming eigenlyk aan de PeH'mes o f Mantels toebehoort. De Strik-Doublet,
van Figi 4 , op de Zesde Plaat in ’t Eerfte Deel, komt naaft aan deeze. Wy
hebben aldaar, bladz. 10, iets gezegd van de reden der benaaming, en bladz.
32,. van de verfchillendheid der Cames o f Gaaper-Doubletten gefproken. In
’t algemeen zyn deeze gelykfchaalig, dat is zy hebben de helften of Schulpen
K 2 van !/