
Heer Doktor B a s t e r heeft het Dier, dat in deeze Zee-Pokken huisveft,
in zyne Natuurkundige Uitfpanningen zeer omftandig befchreeven en naauw-
keurig afgebeeld.
De onderfte Figuur, op deeze Plaat, vertoont de eene helft van een Doublet, Ruige
de Ark vanNoacbgenaamd, en wel in die gedaante, zo als dezelve geheel ruig M i
is door eene Haairigheid, welke men , voor dat zy fchoon gemaakt zyn , al-
toos aan deeze Doubletten v indt, en die dezelven dient , om zig valt tehecti-
ten aan de Klippen. In de verklaaring der Zefttende Plaat van t Eerfte Deel
reeds omftandig van de Arke Noachs Doubletten gefproken hebbende, itap-
pen wy hier dezelven droogvoets over.
D e r d e P l a a t .
Hier voor, bladz. 4 1 , hebben wy opgemerkt, dat ’er ten minfte vyfSoor- PotIagr,.
ten zv^v an getakte Vleugelhoorens., waar van men i n ’t Eerfte Deel twee , feeft
naamelyk de bootshaak o f Duivelsklauw, en de Krab | afgebeeld vindt. Hier I . .
komt de derdeSoort te voorfchyn, die men, wegens de geknobbelde TA ken
Podagra - Kreeft noemt. Gedagte Knobbeltjes, eenigermaate gelykende naar
die welke fommige Podagriften of Jigtige Menfchen aan de Vingers hebben,
onderfcheiden deeze Hoorens niet alleen van de Scorpioenen, maar zy zyn bovendien
aan de roodagtig paarfch en witte ftreepen.by de M ond- opening,
genoegzaam kenbaar: terwyl de Scorpioenen aldaar geel zyn. B y d A r g e n-
v i l l I wordt, niettemin, de naam van Scorplon aan deeze gegeven Van de
regte Scorpioen, die R om ph iu s ook met fchynt_ gekend te hebben en d,e
wegens zyhefcherpe kromme Staart aanmerkelykis, zal men in tV y 1de Deel
van dit Werk de Afbeelding vinden.
Meer dan eens hebben wy , in ’t voorgaande Deel, gefproken van de1 Man- Roode
tel'- Schulpen, die ’er op verfcheide Plaaten voorkomen. Zy z y n la" ^ e ;
gelykheid van haare Ooren en ook aan haare platheid kenbaar doch de Rib^
ben die van het Scharnier af zig Straalswyze naar den Rand uitfpreiden, gee
ven de voornaamfte reden der benaaming. De Ooren zyn in deeze, gelyk men
ziet, ook ongelyk. De Kleur is rood met een geelen weerfchyn.
Die van Fig. 3 verfchilt alleenlyk door de Kleur, en mag deswegen , bil- M c t e
lyk , den naam voeren van de Paarfche Mantel. Fig- j,
G 3 On