
IS V E R Z A M E L I N G m :
fommigen regt, anderen krom, de grootften meer dan een Duim lang en
fcherp gepunt, met kleintjes hier en daar tuflTchen dezelven. Van onderenver-
toonen zy zig meeftendeels als een klein Geutje hebbende, doch het fchynt
niet, dat uit dezelven een doorgang zy tot in de holligheid van den Mond of
van de Staart, die zeer hlykbaar Geutswyze is uitgehold. De Kleur van de
geheele Hooren is fomtyds een weinig rood o f blaauwagdg, fomtyds geel- of
bruinagtig wit.
Van welk gebruik gedagte Doornen voor het Dier z y n , is moeielyk te raa-
den: maar dit weet men, dat zy de Viffchers, aan ’t Eiland Ambon, een
groot Ongemak veroirzaaken, die ’er dikwils, in ’t optrekken van hunne Trek-
netten, de Voeten aan kwetzen, en.dit maakt, datze niet oneigen Tribulus of
Voetangel geheeten worden. R c m p h iü s zegt, dat menze Kammetjes o f
Neete-Kammetjes noemt, ’t welk meeft op de dubbelde Spinnekoppen, waar
aan de Punten veel langer en dunner zyn, en veel digter aan malkanderftaan,
toepaflelyk zal zyn. 'Het Naveltje, daar het Dier zig mede in de Hoorn be-
fluit, zegt hy, is welriekende en wordt in Reukwerken gebezigd.
Wentel- Het Hoorentje van Fig. j . , aan onze Stranden zeer gemeen, en daarom
mpje. een Scbevelinger Wenteltrapje genaamd, behoort tot de Pennen o f Schroefhoo-
'£■ 5' reus, en is zo door zyne ftompe Punt, als door de famenvoeging der draai-
jen o f windingen, gemakkelyk van de Ambonfche Wenteltrappen te onder-
fcheiden, die pok fraaijer zyn van Kleur. Men vindt Ooflindifche Baflerd-
Wenteltrappen, die ’er veel naar gelyken, doch veel fyner zyn van maakzel.
T w a a l f d e P l a a t .
Roodge- Onder de Tollen zyn fommigen zeer hoog getopt, die deswegen den naam
plekte voeren van Pieramieden, en ook wel, op eene grappige wyze, van Bagyne-
rni&T Djoüen. Men kan deeze naamen niet gemakkelyk önderfcheiden, dewyl die
T ab. XII. dikwils aan een zelfde PJooren gegeven, en onverfchillig gebruikt worden by
Bs. i. de Liefhebbers. Z y hebben dit byzonders, dat de draaijen n iet, gelyk in dé
meefte andere Hoorens, onder het oploopen naar den Top zig van elkander
affeheiden, maar de bovenfte als over de onderfte heen leggen, ’t geen moog-
lyk tot den naam van Drollen aanleiding gegeven heeft. Die van Fig. r. is
zeer fraay met donker roode Vlakken op een witten Grond verfierd, tuflehen
welken bleekroode flreepjes loopen. Men vindt’e r , die rood en groen gekleurd
z yn , en op andere manieren.
Die