
Bont
Krulhooremje.
F ig .2 .
Harte-
hoorentje.
Fig. 3 .
voorzien met veele verhevene Ribben o f Ruggen. Sommigen willen , dat die
niets anders zouden z yn , dan overblyfzelen van den voorigen Rand der Mondopening
, door de aangroeijing van de Schaal overgelaten: doch zy befeffen de
wonderlykheid niet van hun denkbeeld, en hoe tegenftrydig het is met de wer-
kinge der Natuur, zulke groote flappen te doen. Dan zouden ’er ongelyk meer
van die Ribben of Ruggen moeten zyn. W y twyfelen niet, o f dezelvebehoo-
ren, zo wel als al het overige, volflrekt tot de oirfprongelyke Geftalte yan de
Hooren, wier Vorm, daar zy in gegootenis, te onderzoeken, zoude zyn, den
Schepper naar de Kroon fteeken. W y zien dat ieder Dier zyns gelyke voort-
brengt en dat een Slak reeds in het Ey haar Hoorentje heeft, Niettemin kan
’er wel een meer o f minder uitgroeijing van Takken plaatshebben, gelykdee-
ze Hoorens als de beginzelen van die der Krulhoorens vertoonen, en derhalve
van fommigen daar toe betrokken worden. Inderdaad de Geftalte verfchilt weinig:
de Kleur is bleek geelagtig, met eenig bruin gemengd, en fomtyds met
bruine Banden. De Mond-opening hebben zy rond englad, van Kleur rood-
agtig o f Purper met een geelen Rand, doch de Lip is eenigermaate getand.
Z y komen uit Weftindie,
Op de Vyf- en Zes - en - twintigfte Plaat van het Eerfte Deel hebben wy bruine
en bruin gebandeerde Krulhoorens gezien, en op de Zevende Plaat van het
Tweede Deel zagen wy een zwarte Brandaris. Uit deeze Afbeeldingen is het
onderfcheid der BrandariiTen en Krulhoorens te blykbaar, dan dat men, gelyk
meermaalen gefchiedt, de eene met de andere verwarren zoude, uit hoofde van
de Kleur; want daar zyn ook witagtige en gekrulde BrandariiTen; daar zyn
zwartagtige Krulhoorens. De BrandariiTen hebben haare Punten zo Takkig niet
en aan de enden als gefrifeerd of met een menigte van fcherpe Puntjes, die
ze als fchroomelyk maaken om aan te raaken., even o f men ’er de Handen aan
zoude branden. Ook hebben zy den Mond rood ofRooze-kleurig eninwaards
blaauwagtig, ’t welk fommigen dezelve in ’tbyzonder den naam doet geeven van
Purperboorens. Dit, van Fig. 2, is derhalve maar een bont Krul hoorentje, hebbende
de Opening Sneeuw-wit en de Staart een weinig omgeboogen. In ’t vervolg
zullen wy ’er een, dat fraaijer is , vertoonen.
T o t het zelfde Geflagt behoort dat van Fig. 3 , ’t welk mén een Harte-hoo-
tentje noemen kan wegens de Geftalte der Takken, hoewel het geenszins het
regte Harte-hoorentje is , dat van de Liefhebbers zeer in gaarde gehouden
wordt. Men vindt daar van de Afbeelding op de Zes-en-twintigfte Plaat van
R u m p h i u s , N. i . ’t Verfchil beftaat alleen in de Figuur der Takken, die
niet zo gekruld als in de Krulhoorens, en niet zo met kleine Puntjes als in de
Bran
in tn *~*M M 5-ï M M M HH HHHHH WÏM R