
Behalve de gedagte regelmaatige komen in de Zee een groote menigte van worm-
gekrinkelde Kokertjes v o o r , aan welken men, in ’t algemeen, den naam van buisje-
IVormbuisjes o f Wormpypen geeft, en deeze krygen, naar dat zy dunner of dik- Fig. 5.
ker, en op de eene o f andere wyze meer ó f min gekrinkeld zyn , byzondere
benaamingen. Die zeer dik zyn en weinig bogten hebben, noemt men Ofle-
Darmen; die zeer dun zyn , Hoender-Darmen, én die flangswyze zyn omgekruld,
Slangetjes of Hoornflangetjes. Deeze , van Fig. 5 , is als een middel-
foort, zynde van buiten een weinig bruinagtig, en van binnen wit. Wy zullen
in ’t vervolg daar van nog meer verfcheidenheden verwonen.
D e r t i g s t e P l a a t .
De Hooren van Fig. 1 , op deeze Plaat, wordt door fommigen, wegens de Getakte
Punten die zy aan,den rand van haare Windingen heeft, tot de Rotshoorens“ ^-
t ’huis'gebragt, en, inderdaad, de Geflalte, terloops befchouwd, fchynt de-x xx
zelve daar toe te betrekken: maar, wanneer men agt geeft op de fegte Ken Fig. 1.
merken, zo als die van de hedendaagfchen gefield worden, dan behoort dezelve
tot een ander Geflagt. De Rotshoorens (Mürices) hebben de Opening
langwerpig naaüw en eenigermaate getand, gelyk, by voorbeeld, in de Wilde
Mufiekhooren op Plaat X X IV , blykt. Dit ontbreekt in deeze Hooren, die
ook de Opening wy.der, doch tevens langwerpig h e e ft, en derhalve tot de
Trompethoorens ('Buccinaj moet t’huis gebragt worden. Van binnen is de Opening
geelagtig Vleefchkleur: van buiten de geheele Oppervlakte bruin roodag-
tig. De Takken hebben geen gemeenfchap met het inwendige van de Hooren.
W y geeven ’er den naam aan van Getakte Peer.
W y hebben reeds gefproken van de Patellen o f Kapjes, die men ook wel Bruin ge-
Schotteltjes en Schilden noemt. Op Plaat X X , zagen wy een geel Kapje, op>iakt
Plaat XXI, een Getygerd Schild; beiden effen van Rand Het Kapje van
2 , op deeze Plaat, is aan den Rand zo Puntig, dat fommigen het, deswegen, | ï
le Plat d’Etoile of Sterre-Schotteltje noemen. Anderen geeven ’er den naam van
la Fortrejje aan, wegens de Tekening, die eenigermaate naar de Buitenwerken
en Wallen van een Veiling zweemt. W y noemen ’t zelve het bruin gevlamde.
Kapje. De Kleur is aan den top als Brons, en tegen ’t Licht zeef fraay glanzig
doorfch'ynend rood.
Het Kapje, dat in Fig. 3 voorkomt, verfchilt wederom van de voórgaandenGeftreept
grootelyks; zo doordién het van het midden naar den omtrek Ilerk Ge/ireept is , Kapje,
als met Straalen, waar tufTchen men ’e r , t’elkens, vier o f v y f heeft, die min- e'S- J-
der dik en zwaar zyn ; als door de Opening aan den T o p , welke zodanig is,
dat fommigen ’er een Sleutelgat van gemaakt hebben. De Kleur is , van buiten,
bleek