
Arkans*
Garen
Toot.
Fig. 2.
Geele
Tap.
Fig. 3.
84 V E R Z A M E L I N G , v a k
hebben , geeft men ’er den naam van Kapelle-Wiek aan. Als de geflipte
Lynen van elkander gefcheiden zyn door groote vierkante Vlakken
die als afgebrokene Banden formeeren , dan noemt menze Guineefche
Toot. Zodanig een is deeze, die van de Balterd - Guineefche alleen in trap
van fraaiheid en regelmaatige bandeering, o f ook in Kleur, verfchilt. Door
hem worden de Tygertooten, en anderen die met Vlakken als gefprenkeld zyn
welke een foort van afgebroken Banden vertoonen, voor verfcheidenheden ge’,
houden van deeze Tooten. .................... 8
De Guineefche Toot onderfcheidt z ig , onzes oordeels, genoegzaam van
deeze laatflen. Van de Admiraalen verlbhilt zy ook aanmerkelyk, doordien
z y dikker is naar reden van de langte. Haar Grondkleur trekt meer o f min
naar ’t Appelbloeizel o f Roozerood: die der Vlakken, welke de afgebrokene
Banden formeeren, is roodagtig bruin. Doorgaans hebben zy tulfchen de bree-
de Banden t’elkens een fmal Bandje,, dat op.de ,zplfde wys als met witte Vlakken
is afgebroken. Zy zyn redelyk hoog getopt en Romp van Mondftuk. Men
vindtze zelden veel grooter dan die van deeze A fbeelding, enzodanigen van
die fraaiheid, zouden fomtyds veertig o f vyftig Guldens gelden mogen. ’
In Fig. 4 , op de Vyïtiende Plaat van ft Eerfte Deel, zagen wy een zogenaamde
Artans- Garen Toot, welke dus genoemd worden, om dat zy overlangs
als met fyne geele Draadjes overtoogen zyn. „ Het L y f is getekend
„ zegt R u m p h i u s , roet rofle kromme Aderen, als o f het bruin Arakans
„ Garen was, en daar benevens met breede Banden van gemengelde Kleur” '
Dus heeft menze meelt, gelyk in de gedagte Afbeelding, doch in deeze van
Fig. 2, op de tegenwoordige Plaat, ontbreekt de middelfte Band o f is ongemeen
fmal en zwartagtig bruin, gelykerwys het end van ’t Mondltuk De
Franfchen geeven ’e r , wegens die Draadigheid, en wegens de Geltalte den
naam van Navets, dat is lange Raapen, aan. : ’
Die van Fig. 3, voert den naam van Geele Tap. De Geltalte van deeze Toot
naamelyk, zweemt, even als die der voorgaande, en meer dan die van veele
andere Tooten, naar de Stoppen der Biervaten, welke men Tappen o f Deu.
vikken gewoon is te noemen. Deeze Tappen worden van fommigen wat
oneigen, ook wel Eikenhouts-Tooten genoemd: alzo men ’er andere heeft
van deezen naam. Zy zyn over ’t geheel byna bruingeel van Kleur, en vallen
wel veel grooter.
Op