
Schulp van meer o f minder holte, en doorgaans rond van omtrek , waar mede zv
frh A ^ 'PPjn Va^ / 'v terwy! bet Dier Jeeft, moetende met een Mes daar afgescheiden
worden Hierom plagt men ze ook wel Klipkleevers te noemen, doch
Van“ ! w J T dt-thanS g e gPven aan fomnliSen van ’t Geflagt der Porfeleinhoorens.
V n deeze Kapjes voeren fommigen, die vlak zyn, thans den naam van Schilden ■
e wat dieper zyn van Schoffels of Schotteltjes, en diezeerdiep zyn, noemtmen
ook wel Bonnetten. Tot de laatllen zou dit Geele Kapje beboeren “ k een
mL T BI 'rr,°P d?fZe breedte' Hec wordt hier van de binnenzyde ver-
(leml’ de,Kleur allenSs verbleekt naar ’c midden , dat geheel wit is. De
lleuven, die ftraalswyze in den Rand uitloopen, zyn zeer duidelyk verbeeld.
D o X r WPn nd„er d£ Doub!etten o f Manre,s (FeBwes), brengt men ook 'die t’huis,
fig. 3 4. ^ iS e r o e e n ly k den naam voeren van Kompas - Doubletten, in ’t Franfch la Sole
ol ULvematl, om dat zy naar een uitgebreide Waaijer gelyken. Hier komt ons
de eene helft van zodanig een Doublet voor, zynde in Fig. 3. van de buitenzvde
vertoond, alwaar de Schulp uit den graauwenbleekpaarfchagtigis,metregte Streel
t ' 1 , die van t Scharnier naar den Omtrek loopen. Aan dé andere o f binnenzv-
de, is de Schulp met verheven Ribbetjes gedraald, die Paarlemoeragtig wit zyn,
en waar tu^hen de paarfche kleur, zo wel als aan den Rand, doorblinkt. Een
brumagtig Knopje fchynt hier de «uiting van ’t Scharnier te maaken. De andere
he® is,m deeze' dje bruinagtig paarfch gekleurd zyn , van buiten en
vanbinnen, geheel zuiver Paarlemoer, en aan de binnenzyde met dubbelde Ribbe-
tjes, als t ware om die der bovenfle helft in te vatten, voorzien. In anderen
■ H l l helft m.e‘ br,eede roodagtige Straalen hebben, is de onderfte helft §lsi flllUWer gfi I ge(lraald- ^ zy" al,en “ gemeen dunfchaaligen
zeer ligt breekbaar, glad van buiten en vallen wel eens zo breed, als deeze8 ia
fomtyds byna een half voet in de middellyn. ’ J
rood Hier voor zagen wy , dat’er verfchillende foorten van Zee-Ooren zyn. Die
Zee-Oor. £*n 5 > ronm uit door de fchoon roode Kleur aan de buitenzvde, welke aan
F'l- 5- ^lekletneZee-Qoren eigen is. Voor ’t overige openbaart zig hier ook zeer
duidelyk de Draay, die ze van de Schulpen uitmonden. Zy hebben, bovendien
nog een Zoom en Sleuf, langs welke de Gaatjes aan den Rand , even als in de ge!
w u - £ Gr00te,,00pen\ ° ° k zyn deeze, die zelden veelgrooter vallen dan de Afbeelding
, van binnen niet minder fchoon en Zilveragtig gepasrlemoerd.
E e n -