DE SPREEUW.
® « S \ULGARIS.
f e rowiiAW -ttijn bij oi|^l1es*;behalve -zeldzaam; en evenwel, hoe talrijk zij ook
in èlle streken .van *>ns landt en ^0jia^o*v<ele andere plaatsen wordèn aangetroffen,
™>l^zijnvi?jj nog maar weinig van nabij bekend-; ja,“het schijnt wel, dat zij, juist
^dal't§j^®g-;^TteHie''en;ï2ijn^|^||h^yer bet’ hoofd worden gezien; althans weinigen
isvfeten, dat onzd Gnwp^Spreeu^^|èalleen een der fraaiste vogelsoorten
-yan ons werelddeel is, maar ook46 kamervogels door oplettend-
-’heid, aang^en-- vrolijkheid
ff Dè/'èewfine -Spreeuwïewpont bjjna ^geheel Europa en Klein-Aziê; alleen in
-benige Zuid®!ifMp^selicVl]anden wordt hij door^den Zwarten Spreeuw (Stumus
unicolor) vervangen,diiy-oroiriige streken van Europa zijn het standvogels; van de
hier te tónSeJlji^ijmdey trekken velen^weg, terwijl anderen ’s winters rondzwermen,
sèpj|flb’ö'kifhe't ke^jMpJjaargetijdii in den omtrek-hunner broeiplaatsen door-
■ brengen.
De Spreeuwen T ^ ^ t h p n voedsel, vooral wormen, op den grond. Op het
^eiland ziet men^ïé dn^dd^onmiddeffijke^nabijheid van het grazende vee,
omdat het grazen,-;namelijk de hierdoor veroorzaakte trillende beweging van den
grond?, vele, wormen Mar boven doet' kohien. Zij volgen ook de Kraaijen, vooral
de Roeken, omdat dezen na in den grond geboord te hebben, bij voorkeur de
larven van mestkevers, eten, doch de wormen versmaden, welke dan door de
Spreeuwen worden opgepikt. Des zomers komen zij in tuinen en boomgaarden
beziën stelen; zij doorzoeken pok den molm in holle boomstammen, om er de
insecten, vooral mieren en hare larven, uit te pikken. In het najaar voeden zij
zich ook met zaden, en ff winters komen zij zeer digt bij de’ woningen, waar zij
' dikwijls de broodkruimels of ander afval van de tafel aan de Müsschen betwisten.