hen alle'« behahe rustig vinden; /ij \ertooneh aUdan, wat h11nue^-gt1 aard 1 ioi( 1 ;J5er
trèft, zooveel; verschil met1dèT^6||^er;pen,' die in gnarigenu hap 'i<j\< n, dal v\jj
‘ zouden mcenen, eene geheel a n d ^ e ^ o g ' ^ s o o r l j t r e ^ ^ r i ' Wen oig^ibf; filmliefhebbers
zullen ighter neiging gevoelen; cefre reis nam We'tTAhföl^fifl onder-
nemen^alïeen om liet vrije leven ulejer I?arkieten_Van flabij tï J f ^schouwen..
Ik trof hen op hef eiland- 'Sw^KÖffia's bijna, jdagelijksïbij ■gVh<$l<‘4r,0(‘pcii aan,
_en was steeds'^rrukLv\fe.0 ïieli‘’lik er éendgen in ïmjbe nabijheid itffÉ Ik> Uöod%
»daatóto , iederi-^^elliefhebboi heleridt lijk u^j^j^ns uugjgiku hV niet iui,j||jjua£\\middeling
te -'ondernemen door de bonbon \an dil door*. ïlts ri.ilnnr^ ^ SM ë lW B i i
..eiland. Wij züflÉfe|nu -gehor g InsepaMblT>Jj/i'eif clnBwntn n ‘
l%Wóói*“»onsópgang -begévëm%ij ons-'op^i^g^fsm zijn n&^kéttige-'minuten./, reeds
tot_ diep in de wildernissen -flaorgedPongen.|;j||pï-lu;U een - »ffiajtlffwa ar bijna
iedere-boom eene -eigen-soort vertegeurwoopdigt, en ^f|i»dooi»ea*d®Qd.eindelo®.z'e
lianen zijn zaaingèëtrengeld. Bt/i bot)ftien^u1jnogljni«S|vh)(u ^f<un£it*,n hand
gesnoeid -of gekaptjgij&?juister gezegd, ^verminkt” werden,breiden hunne luklvëti-
naar alle rigtingen uit en doorkruisen elkanderudernaate, dat men dikwijls velerted
hladeien,'Op eéh en deu/elfden honm aantielL Qp corttuuge pLuit'im zijn /y ,/oo
rijk van bladeren ^voorzien,' dal^ide zwaarste 'regènsder niet kunnen doordringen
«ja du&rde.^rond droog blijft. Daar kronkëlenfzijfch| de breede taklen'dQoreen en
vëriiufgtft||n|;hSt bijna onbegaanbare-^oud. -De - grond ie takken overdekt,
waartussGheB-nllerhande .struiken lem gewassen :gr§eije». Hier en daar j|||o raI
in diepten, staat ~ hef dreésige. watéPj tot eenige Voeten bepg; dodh de moeras-
plaaten;-'waaronder Catodmm^^-rwieT-Madèren'^it^drie veel lengte .bereiken, bef
dekken dit - water gjebeel». zeodat ge, .eer^gn/t weet,, e l ia stapt-en- u .dikwijls
nie ^ o ndeWmoeMlfe wedermit knnt redden.. Dn. plantenwedde np-e^boven den
grond " is. Teigj^oo-groot, dat,'er geen* onbegroeid plekje meer lec vinden ■is»fJtljjdn^
stap kunt .gnwoorwaarts ,doen,ua&nder over afgevallen, takken te, struikelen; uwe
voeten glyden gedurig- -laHgs -de kleine--gladde steenen af, en telkens , wordt ge
door -de ^slingerplanten als vastgebomden; — doch de moeijfelijkheden, waarmede
wij te kampen hebben, zullen weldra vergoed worden: nog em halve mijl verder
het bosch in, en we zullen Parkieten te zien- krijgen en er zoo veel vangen, dat
ge over %we -onderneming meer dan voldaan ifult zijn.
'7 Wij:hebben een'negerjongen^medegenomen; di'^I^Êënpotligdheden voor de
vangst draagt en ons naar eene kleine vlakte zal geleiden, waar zich, völgens
zijne verzekering, vele „Pwiquüos” (de inlandsohe naam aldaar voor de Inseparablr i
iabeteri bevinden. — Eindelijk zijn wij in -de vlakte aangekomen en bewonderen
al dadelijk de meaigfë vruchtdragende boóïtren, die er in den omtrek staan. Groote
eine 7\ o g t* J s vliegen onophoudelijk om ons heên, en de vruchtboomen zijn
eiV&te ware ’C. tneê- overdekt; maar 'onder al die vogels hebben wij nog geen
nnkele Pmqkito opgemerkt, 'Onze negerjongen stélt teeds eenige bissen en strikken
in een1 bèssèndragenden fcUruik, en brengt het rieten kooitje met de lokvogels
ift gereedheid. Na^'e^ige“Ogenblikken beginnen dezén te fluiten, en wij meenen,
é«*n, d(ngi'h|M®elTLidïp[K^mgen af'tand te hooren. De lokvogels verdubbelen hun
gefluit en. jk-llmMi^nt unrnsMlf tegépde traliën ëp. Werkelijk worden zij door hunne
in >dè -i^bijh(M(l1 '/ïjiride 'Soortvërwanten "beantwoord, en na eenige ^ogenblikken
zién vvev den grli(^lf''fi tfbcp- 'bpVën, \üaast en op het rieten slagkooitje zitten.
Natuurlijk ^hébben wij 'Ons Op eênigefi afstand verwijderd, want de Periquüos zijn
%ehuw^"6n■ tïif efsf> Vöorzigtag; ^^eh*' ^nauwelijks beeft een* dezer vogels zich op het
-knoitj§-%epiaatst, of IbjH&at/zMt dobr het smakelijk lokaas verleiden, springt in
dc Meopendfe wij hebben hem gevangen. Déze wordt nu bij de vogels
in jSlej^kboi* wij zetten-bf»- giÖjki^ vangst voort, totdat
w^bijna-d‘êisiAgi§hfeêt%n swei’m naagtig zijn geworden, De laatsten zijn echter voor-
zigtiger gewogdfen,, en dralen meer; gëwoonlijk zelfs komen dezen niet in de
’kooi, fupog'gt'raken ïn^Tè strikken of die de^ïfegerjongen daartoe geplaatst
tftèeft, 5 etwaïfh on /m.. \ nuen wij toch';allé de Periquüos, die wij straks-nog zao
..vrolijkten- BlBMMB8fo&m»w /.igë)|.“ ,
Maar*wy In bbeu ilamtof i ejnnt ui on noódig 'gehad, en gevoelen reeds, dat de
werking der;*tiopi^he’ zo'hVop ons verrëfevan} aangenaam wordt; daarom keeren wij
Spoedig huis^prts 'en,‘ö'ntmoeten fop onzenvterugfogt nog enkele troepen van deze
'&aaycj!^jgols.‘.dh‘, doorC ^ ^ver'k.cHêidénhëid hunner heldere kleuren, als edel-
donkere woud^mifefëren/
, om wat üit te rusten te,-Büis/gekomen zijn, laten wij de gevangen
CooeKi-aanjijrle zorg van onzen negér bver, die ze onmiddellijk een voor, een in
Mishand néémt, oniv-bij^dp mannetjpb^djï'linkér-, en bij de wijfjes deregtergroote
■jfleugëlpennen a^te^snijden, opdat zij niet meer weg zouden vliegen; want de kooijen
zijn niet, zoo als- dc onze, van ijzeren- traliën vóórzien, maar- geheel uit palm-
bladslengels gemaakt, die dikwijls door de gevangen vogels worden stukgebeten
of geheel vernield. Het afsnijden der groote vleugelpennen heeft ook ten doel,