zij met gèene andere Fazant-Hennen overeenkomen en schier algemeen bekend
zijn.
De pasgeboren jóngen .zijn' licht ‘vuilgeel' aan (Ie gehcolo onderzijde \an hef
Ïigchaam7; graauw^geschift,Ó^^d^yleugels,r.en .effen graauw poenig en nek'^BssB
den bovenkopj hunne’ wangen Zijn naakt, yfefeschkleilrig' en róndom'het gi ij^y|tig
gekleurde oog met eenige witte, zijdVachlige-'haartjes^ïfez'et, en hunne pootjes- zijn
geelachtig of ‘Vleeschkleurig!-Naarniate zij'-ólfder wórden en ei vcdoien liys'.nïehhel
dons te -voorschijn^komen,. wörden,: hunne kleuren iels donkerdu ,~niddi gedurende
hün eerstedevensjaar_blijven zij aan ',de-oude Hen g( lijk, in het \ eigende
vóorjaar beginnen jd^ mannetjes jan kleur te .veranderen, hetgeen ei liter /eer
onregelmatig-geschiedt, daar de weêren op%óraehillend’e^>praatseh.'van hel ligt baain
langzamerhand- tot het. gèlpf ‘geelróode. en,’-zp^^v^p'ft’gdffiTtle/ tolg^M^/di1
gaan; gewoonlijk begint'eerst de iris, 'dafede kop kleur te krijgen. In dit hiiiajlvveede,
lèyensja'ar, gedurende hetwelk deyjmeeSfce nog onvolmaaktgókle’urd;irLjyen';<zijn, zij
nog tot voortteling ongeschikt’; alleeir sommige,’ -Vroeg in het '.vui1rjaak-geboren
jongen, die uit^éeu sleik ïas vooitgesprolen »n oudei gun^Ligt ^om-ldinligliedt u
opgegroeid -zijn, paren -réêds in den^zómèr^vaiP-lldt'-tweede’ jaar."
Dê’ Volwassen Hanen toonen zidrón-jden paartijd zeèi Jaloi w li en zijn / i
aan hunne IjènnenJ géneéht';-'onrustig loepen :i| dm i ml m Imim wi111 m_
ten de kuit op, bieideu.de vleugels-uit, buigen en ukken /,u*h u iti n-^pu iden ihuj
breeden halskraag-naar de. zydeWyan het MÏjfe-uit;"zbó(ldl /ij 'dien- n tW ij^ d d n
den linker-, dan weder aan'Üen “regterkant oprisrten_
Haan het fraaist'en maken zijne kleuren het mee-te HVei t liet '■ï’c Jiijnt d jjwHBÉÉ
netjes" (even-als die van de‘uiersti* and me vogi lsooiu n) \dli hunne- \ ed'ei-pt neb tij
overtuigd zijn, en"die fraaije kleuren 'zóóweten’ t^töó'hen^dat zij dddniidjïei hunne
aanstaande wederhelft dfachtÓn-te ’ bekoren ;J 'daarom 'ÏSfhëfr wdor(ld?.örbnken:l:'z;eisj
juist hïérop ’toegepasf. -
Kort na de paring legt de Hen vijf J(soms- minder) tó t-tien /mdkl m u _1 m-
zige. eijeren, w’elkè zij '(in gevangenschap-) - niet mag uitbroeijen, maar dié onmiddelijk
verwijderd" en, als zij uitgelegd heeft, o'üdér eènéifeóeische Kip moetemgélegd' wo"rfdem
De jongen vóêrt men met een mengsel wan kruiihels» tur^ébröod'rof|p|&chuit,
niiereheijeren,* tiiaden ö£. meel wormen en fijngehakt,-hardgekookt ^i7?(dén. d^erééri
het wit, of het 'èerste1 alleen). Naarmate-zij Ouden worden, buengt-nncri Vat -gemalen
boekweit5 oï fiavergorè ondef'-' bet - voedsel, ëhdféwaart'sdè "jónge ivogeltjes
mmnbmigh
in daartoe^ ingerigte höuten kooijèn, welke voor de eene helft uit digt timmer-
J’$ \\ïjf’’■de andere-open'helft van boven van houten latjes of traliën
-fffiffk/ii h ’iraSKlAVluioude, de ee-p te da'gtn Taét mén de Kloek (naam voor de Hen
. dé'* dn eij( ïcn^'hf i tl uilgehi 0( ïdj örj bij en verwijdert haar niet vóórdat de kuikens
1 cf-Jbij 1 biet- Ié' wafm'w e d e r,!^ móederwarmte kunnen ontberen; want
de meeste jonge vogél^JDe^feciöijen, waarin meü de kuikens
-bei u-leli]l^^M|^zï)nhewarmt'e'wor’den blootgesteld1, hoe war-
pui it In l vt( di i is,jfd^-i1e fSpm digws'gioeiji mzijióp. Als nu de jongen veêren Beginnen
fl'jy-.hrijgcn, ^kanaaiien Sejfciiil '3 0 'gfe\angign^}jS%t]bevïgden; maar men zorge steeds
'\fp()i(*.liunm'r,vvi'ilu.lii ïd,# wanne eiy/ij$^fteh->t;um fóndlóöpen’ ’s Nachts moeten zij
ïsc h u ilp la a ts« .k u n n e n ^ «Q d q h ^ ’ dOarom zijïïi.gfbbfèj op den bodeïn van’dróóg
z.and ^ytojróimeil^ jpngcn gdurénde hun eerste levefflsj;
i<ii-U>luibmn ir lli L^d.ml^iL^dr^Thigc lietMtis oi'zoogenaamdepalmboompjes
’s -Nachts sluit men
de volières met luikt n ol ']tladK ^ « ^ ^ ^ ^ ^ ^m ^ ^ §M o ie £ ih . wanneer zij niet’
fzvftwldiui, itigi r u t /pii^m- 'bi| dt'n'J’os’i li^laza/ityit aaiigewc/en ‘ ^
De (j(iu<lltfl>fu^Fji^hWrwjm mgd^M'iicTtuu'fctaafffiepik^cbu w, daarentegen zijn
die \ulke in g’OAa'ng(n-'«bdp^i^^utó/i|ii '•zefti^nidk ; loepen g.urneVfyZO'mers in
de tuinen- rond., eti komen *num l e ^ nr-'degumtuicdan" andere. Fazanten! In den
\ nu ii slaat df u /\\ /idikiiKt l)lidi-ihMitcTi,^4id,'nff(^mW'(5c1n, die zij van den
als; zi^mVlciiiiiiin kunnen/rondwahdelen, weinig
' /pi'g .Innfjhunne ■ yoe'ilijigT' I(‘ilH^-lcileii ;ktm^riglns geelt, men diun hetzelfde voeder
als afnfe_(lffl|É^:iAlaMh^Fazant :
Van alle faz;m t tige'j 1 roty-fei■ ld& J'ij1’ézeHWt'■-'st,e r , s ( , n'|liyt minet aan ziekten
«tómb;rhe\ig.
Er koin n wel u nu II m il vijl in. n , I ‘ individuen met gezoomde
}WÖi^éér(m,ifif£tó ïuaai hepaalde^vey^hefdP'nlH’deu woidön> er niet gronden.
■ M H H H r e m a i v i i t J ï e ï f van ilei^ ^ S aóhen'jf den Gffóenriig- of den
Ziherlaken-razant;'^1 ' ml /ulke paijmgeh' \oórt&pruitepde bastaarden hebben
in* I ‘iJL%-1 * * 1 ml I I kl mi m,*\ mt I ii (i ui Hik ii-l i'iiii, dooi du ii van dezen
weldne" nam n t im . i i * In ma nooi Iw B W W w ii^ i m aèreWortoi paren. ,
.De vmah><! is Th. Ammirtiii - van Tibet, welke wij niet in onze
tuinen, maar alléén' opgeZel ,in'sommige' musfeL aantreffen. Deze heeft den vorm
iffah do een nog langervstaart, en gehéél